De rest van Speleoclub Avalon zit voor 5 dagen in het Zwitserse Leysin, om daar de Gouffre du Chevrier te gaan doen. Kamperen in tentjes op 1300 m hoogte in de sneeuw, en dat voor een grot die Annette en ik al gedaan hebben, en bovendien zijn ze al met genoeg (zelfs teveel?) volk... Nee, daar zouden we alleen maar in de weg lopen of koulijden. Dus na bijna een mensenleven lang zowat elk weekend onder de grond te hebben doorgebracht, was het tijd voor iets anders. Laat die grotters maar met hun natte sokken aan de Zwitserse bodem vastvriezen; Paul en Annette gaan op stap in de Vogezen!
Het idee kwam op als hete kak - voor zover deze Antwerpse uitdrukking iemand iets zegt - d.w.z. op het laatste moment én hoogdringend. Terwijl we normaal een stel controle-freaks zijn die alles van tevoren haarfijn uitstippelen, weten we nu tot op het moment van vertrek zelfs nog niet wààr we onze trektocht zullen aanvangen! De rugzakken worden dan ook slechts de avond voordien gauw-gauw volgepropt, zonder veel oog voor gewicht en/of inhoud, en dat laat zich voelen... ruim 18 kg zonder de sneeuwschoenen (+2 kg).
De club-MSR ligt al vele jaren op 600 m diepte in ons ondergronds bivak in de Pyreneeën, dus wordt nog ’s avonds laat een oude Peak One benzinebrander opgekalefaterd. Degelijk en krachtig ding, maar veel te zwaar en benzinedorstig.
Donderdag 3 maart 2011
Col de Bramont - Abri de Hinter Bockloch (6,7 km)
Om 8 u vertrekken we, samen met de dolle meute van pendelaars die elke ochtend persé van Antwerpen naar Brussel willen/moeten kruipen. Eens Brussel voorbij rijdt het vlot. Doel zijn de Vogezen, een uur of vijf rijden. Al rijdend stippelen we onze tocht uit. Nu, we zijn nu ook weer niet helemaal als kiekens zonder kop vertrokken, we hebben sedert eergisteren van Bart wat stafkaarten gekregen, en vooral de link naar deze uitstekende hiking site waarop wat winterse Vogezentochten worden verhaald. Die heb ik nog gauw afgeprint en ze worden nu al watertandend doorgelezen. Bovendien kon op die site een lijvig document worden gedownload, samengesteld door ene Joery Truyens, aka "den Dzow", met daarin een beschrijving van liefst 89 vrij toegankelijke hutten in de Vogezen. Bij deze dank ik overigens “den Dzow” op mijn blote knieën want zonder die informatie waren we ongetwijfeld bij -30°C doodgevroren in ons tentje.
Die hutjes-historie intrigeert me zeer. Tientallen hutjes, vaak voorzien van kachel en al, en dat zomaar vrij en gratis en voor niks toegankelijk, waar kom je dat tegen? Daar moeten we het fijne van weten. De rode draad van onze vierdaagse krijgt vorm: we gaan het nuttige aan het aangename paren; voor een keer zoeken we geen grotten maar wel hutten. Een tent nemen we zelfs niet mee, dat bespaart ons taferelen zoals op onze winter-expé van vorig jaar in de Pyreneeën waar we 's ochtends de tenten uit de sneeuw moesten uitgraven (zie http://scavalon.blogspot.com/2010/03/anialarra-winter-expe-2010.html voor een verslagje of https://picasaweb.google.com/paul.de.bie/AnialarraWinterprospectie2010# voor de foto's). Maar uiteraard zijn we wel voorzien op een noodbivak, mochten alle hutjes dicht of volzet zijn…
Woensdag had ik dat huttendocument nog in het klein afgedrukt, en netjes gebundeld tot een pocketboekje, zodat we het gewoon konden meenemen. Echter, zoveel hutjes, we zien even door het bos de hutjes niet meer! De Vogezen zijn groot, wààr juist liggen die dingen in godsnaam? De coördinaten waren in vrij onhandige graden, minuten, seconden uitgedrukt. Een uur was nodig om ze allemaal om te zetten naar het handigere UTM32/WGS84 formaat, vlotter om werken met de GPS want metrisch, en direct afleesbaar op moderne stafkaarten die voorzien zijn van een UTM-rooster. Met wat mumbo-jumbo had ik gisterenavond alle 89 hutten naar Google Earth geëxporteerd, zodat ik nu een zicht heb op waar de grootste concentratie ligt. Dat blijkt (ondermeer) in de omgeving van La Bresse en Bussang te zijn. Mooi zo: wij daarheen.
La Bresse is zo een typisch ski-oord en wie ons kent weet dat we een gezonde aversie hebben tegen alles wat naar "piste"-skiën ruikt (ik maak even abstractie van toerskiën of langlaufen), want er is geen ander tijdverdrijf te bedenken waarvoor zoveel natuur moet sneuvelen als dat. In de straten van La Bresse zien we idioot uitgedoste mensen met hun skilatten onder de arm en hun skihelmen en -brillen al op – alsof de sneeuw hier al begint – terwijl het hier wel zomer lijkt.
Als we de Col du Bramont oprijden, zijn we toch wat ongerust want er is werkelijk geen vlok sneeuw te bespeuren. Rond 14u parkeren we de auto op de Col en tot onze opluchting ligt er hier en daar toch wel een plek harde, bevroren sneeuw.
Humm een meevaller dat we tot hier geraakten, want 958 m hoog en (denk ik) in de winter zonder sneeuwkettingen niet te berijden. Het weer kan alvast op onze instemming rekenen: stralende zon bij een temperatuurtje van rond het vriespunt. Echter we hadden niet echt een idee van hoe het weer zou evolueren (nogmaals: zo slecht voorbereid zijn we nog nooit op reis geweest!) en dus gaan regenjas en regenbroek ook maar in de rugzak. Over die sneeuwschoenen staan we ook in twijfel, want hier ligt toch niet veel sneeuw. Toch maar meenemen, want een paar honderd meter hoger kan het er helemaal anders uitzien. Dat hadden we vorig jaar, op onze wintertocht in de Pyreneeën, ook mogen ondervinden.
Allez hop, wij op weg, het is bijna 15u in de namiddag. De tripteller van de GPS wordt op nul gezet. De ambities zijn niet hoog, het vrouwtje met een manke voet en het mannetje met een manke knie: voor niks goed al die speleo! We zullen wel zien waar we geraken, hutten om te overnachten zijn er toch zat en ze liggen meestal slechts 2 à 4 km uit elkaar. Eerste doel is de Col de la Vierge, 2 km verder en 100 m hoger. De weg (normaal een asfaltweggetje) is wit van oude en hard bevroren sneeuw en loopt goed, de sneeuw knerpt onder onze schoenen. Links en rechts van de wegen zijn de vele riviertjes bevroren: leuk, zo zien we toch nog stalactieten… van ijs weliswaar. Het zonnetje doet zijn best, we zijn moederziel alleen: dit is genieten, ver weg van die clownesk uitgedoste bende in La Bresse die denkt dat ze een natuursport beoefent door zich omhoog te laten slepen op een berg en vervolgens van een vol kunstsneeuw gespoten piste te glijden.
Aan de Col de la Vierge staat de Abri de l’Union ons op te wachten. “Abri” is nogal oneerbiedig, dit is meer een huis. Even de deur openduwen: een grote kamer met tafels, banken en een open haard. Maar de betonnen vloer is vochtig en vuil en het is er al bij al niet zo gezellig. Wat te groot voor ons tweetjes, en bovendien: met zo’n open haard stook je vooral de omgeving warm, maar niet de kamer. Verder maar, langs de Route Forestière de la Vierge, in zuidelijke richting dus. De 100 m hoogteverschil maakt dat de sneeuw hier flink dik ligt, dus de sneeuwschoenen worden aangetrokken: oef, 2 kilo minder op de schouders, en we zijn blij dat we dan toch nog in de sneeuw zijn beland. Beetje jammer dat het oude, harde sneeuw is en dat er ook zo goed als niks meer in de bomen hangt. Maar niet getreurd: het is zo wel minder feeëriek, maar stukken gemakkelijker om te stappen.
Twee kilometer verder, een andere hut: de Abri de Blanc Murgers. Ze ligt wat naast de weg, een beetje verscholen in het bos. Deze is al heel wat sympathieker; de houten hut is in twee gedeeld. Het rechterdeel is afgesloten, het linkerdeel vrij toegankelijk (dit zullen we de komende dagen nog bij vele hutten zien: ze zijn meestal gebouwd door de bosbeheerders of de gemeente, die er "hun" deel van reserveren). Klein maar gezellig en er staat een gloednieuwe kachel te pronken. Ongelooflijk, in België was die kachel binnen de drie dagen van eigenaar gewisseld (gepikt, voor de goede verstaanders), hier stond dat gewoon ter beschikking en dat bleef ook zo. Voor een verblijf met maximum 3-4 man is dit echt een leuk hutje, en we besluiten het in gedachten te houden. De zin om er nu al te blijven is er wel, maar het loopt nog maar tegen vieren, we hebben een ander doel: de Abri de Hinter Bockloch. Volgens de beschrijving “zeer degelijk” en volgens de foto een echte blokhut.
De weg erheen daalt weer flink, de sneeuw verdwijnt als …nu ja, sneeuw voor de zon en dus vliegen de sneeuwschoenen weer uit: een ritueel dat we de komende 3 dagen nog vaak zullen herhalen. We vervoegen nu de GR531, die we ook morgen willen volgen. De zon gaat intussen stilaan onder, het vriest nu flink en het is oppassen geblazen op de spekgladde paadjes, die door kleine riviertjes in ijspistes zijn veranderd. Tegen 17u30 komen we aan het hutje (GPS km 7,6), dat zeer idyllisch ligt, naast een klaterend beekje met prachtige bevroren watervalletjes. Het droomhutje zelf blijkt minder geschikt. Het is piepklein, een zeer gammele kachel neemt 1/3 van het interieur in, en de tafel (een schijf van een beukenboom) blijkt op Smurfenmaat te zijn. Het is er vrij smerig, in een hoek ligt allerlei afval en rottend hout. Maar vooral: het is er ijskoud en gauw blijkt waarom: tussen het dak en de zijwanden van de hut, is een spleet van zowat een decimeter hoog waar de wind vrij doorheen jaagt. Dat maakt slapen op de zolder (en eigenlijk is er enkel daar plek om te slapen), alvast tot geen optie, dan kun je evengoed buiten gaan liggen.
Intussen schemert het, een volgende hut halen we niet. Hout sprokkelen dus, en de kachel aansteken. Die zoals verwacht langs alle mogelijke roestgaten en scheuren rookt, maar zo goed als geen warmte produceert (de bedoeling van de spleet tussen dak en muren wordt ons duidelijk: een uitweg bieden aan de dichte walm die in een mum van tijd het kleine interieur vult). Ondanks de tegenvallende calorische prestaties van de kachel, wordt het best een gezellige avond.
Water om te koken (voor zover we vriesdroogvoedsel moeten “koken”) en te drinken is er à volonté, de beek naast de hut is glashelder. Intussen leren we van een bordje op de muur dat deze blokhut is opgetrokken van materiaal uit dit woud. Balken en planken zijn ter plaatse met de kettingzaag uit boomstammen gezaagd. We kijken nu met wat meer respect tegen onze verblijfplaats aan.
Bedtijd... de kachel aanhouden is zinloos, hij produceert geen warmte, maar vooral rook en CO. Hoewel, voor een CO-vergiftiging moeten we in dit tochtig tuinhuis niet echt vrezen.
Ik kies een strategische plek op de bank, Annette op de vloer. Het kwik gaat die nacht flink onder nul, en onze slaapzakken zijn daar niet echt op voorzien (wat oudere Northface Snowshoe 0°C Comfort) maar dankzij de fleece binnenzakken die we ook bij hebben, overleven we de nacht probleemloos.
Vrijdag 4 maart 2011
Abri de Hinter Bockloch - Refuge des Roncis (14 km)
We worden gewekt door de stralende zon die de hut langs het kleine venstertje binnen schijnt. Rond 10 u gaan we op stap voor de volgende etappe, nadat we de hut heel wat properder hebben achtergelaten dan we ze hadden gevonden, én met een houtvoorraadje voor de volgenden.
We moeten ongeveer 1 km van onze weg van gisteren terugstappen, om weer op de GR531 te geraken. Doel is de Grand Ventron (1204 m) en het paadje erheen is enig mooi. We volgen de crête, doorheen het bos, met diepe sneeuw (dus sneeuwschoenen aan), tot aan de oriëntatietafel op de top. Ondanks het schitterende weer, is het net in de richting van de Alpen wat mistig zodat we tal van beroemde Zwitserse vierduizenders (de Eiger, Matterhorn, Grand Combin enz) er moeten bijfantaseren.
De Ventron is het hoogste punt van onze tocht, dus op meer sneeuw dan hier moeten we de komende dagen niet rekenen. Het stramien is duidelijk: op de noordflanken begint de sneeuw op 950 meter, op de (zonbeschenen) zuidflanken vanaf 1050 à 1100 m.
Vanaf hier dalen we af naar de Auberge de la Chaume, die gesloten blijkt (jammer want we hadden lopen dromen van een warme choco) maar waar we voor het eerst 4 andere wandelaars zien. Over de koppen loop je niet, in de Vogezen! Gauw een wafeltje binnensmikkelen en wat hete thee drinken (de inox thermos van 0,5 liter, die ik gisteren nog op het laatste moment uit de auto had meegegraaid, zouden we niet graag hebben moeten missen), en dan op weg naar de Refuge des Places. Lange dalende bosweg, zakken tot onder 900 m (sneeuwschoenen uit dus) om aan die refuge te komen (km 12,6). Die ziet zwart van het volk, want ze blijkt via een asfaltweg bereikbaar en is door een groot gezelschap Fransen (13 auto’s !) uitverkoren om een gezellige namiddag in door te brengen. Deze hut, ook weer een huis in feite, hebben we dus niet “geïnspecteerd”.
In de zon is het heerlijk warm, het is 13 u en dus tijd voor onze boterhammetjes. Daarna weer op weg, weer stijgen naar een topje “l’Orbi”. Dit is het meest zuidelijke punt van onze tocht, vanaf hier gaat het weer noordwaarts, vrij steil omhoog tot aan de Chalet Vaxelaire die op 1006 m ligt. Schitterende houten hut, ook in 2 aparte vertrekken verdeeld met elk hun kachel! Beide kamers zijn open: hier kun je makkelijk met 2 groepen van elk een man of 5 in terecht. De afwezigheid van een bron of riviertje is dan weer een minpunt. Het is te vroeg om te stoppen, verder dus. We gaan de boer op (eigen schuld, de wandelpaden zijn uitstekend gemarkeerd in de Vogezen maar je moet wel je ogen open houden) en eindigen door met de GPS doorheen het bos te “bunken” richting van onze volgende hut, de Chalet des Harengs op 1081 m hoogte (diepe sneeuw).
Deze chalet ligt bijzonder goed verscholen in het bos, we moeten er echt naar zoeken. Volgens de beschrijving een “boshut in slechte staat”, maar in feite was dat helemaal niet zo. Dit is de enige hut die we zagen waarin een echte slaapkamer is met stapelbedden (4 plaatsen). In feite zijn de meeste hutten helemaal niet bedoeld om te overnachten, dus wie dat wel doet moet op de vloer gaan liggen en dat is bijna steeds een betonnen of stenen vloer...die diepgevroren is uiteraard. Warm is anders. In de voorkamer van deze hut staat ook een tafel en banken, en een kacheltje. Wat ons betreft is deze hut “tamelijk goed in orde”.
We zijn toch wel moe, knie en voet doen lastig maar opnieuw datzelfde dilemma: veel te vroeg om te stoppen. De volgende hut ligt echter een flink eind verder, ten einde een lange piste die we machinaal aftjokken. Veel dalen ook, van 1030 m naar 760 m. We voelen nu duidelijk dat onze rugzakken toch wel wat aan de zware kant zijn voor dit soort tochtjes. Met alle prutsen die er op het laatste moment nog bij waren gestoken, en die vermaledijde sneeuwschoenen die we intussen al honderdduizend keer aan en uit hebben getrokken, zit ik ruim aan 21-22 kg. Dat moet een volgende keer toch wel wat lichter kunnen! We bereiken onze bestemming, Refuge des Roncis (km 20,7) rond 16u30 en dat werd tijd ook!
Deze hut, gelegen aan een beekje, blijkt echt perfect voor ons. Een leuk klein houten hutje, met de obligate stenen vloer weliswaar, maar een grote gietijzeren kachel en een enorme voorraad hout. Hier ligt zeker een kuub gekloofd hout gereed, en een stapel verzaagde paletten. Ongetwijfeld wordt deze hut wel vaker door houthakkers of boswachters gebruikt. Binnen is er plek om een man of 4 (in noodgeval 5) te slapen te leggen. Een zeer tochtvrije hut ook, dubbelwandig en gauw blijkt dat de kachel deze kleine hut in geen tijd tot een sauna kan omtoveren. Onze kaarsen worden aangestoken en met onze zere voeten vlakbij het warme vuur komen we rustig op onze positieven. Buiten valt de schemering in en begint het weer flink te vriezen. Maar dat deert ons binnen bitter weinig, integendeel; de eerste uren van onze slaap is het gewoon te warm in onze slaapzakken. Pas wanneer de kachel zachtjes tikkend uitdooft, wordt het wat aangenamer, om tegen de ochtend aan ronduit onaangenaam fris te worden... Vrouwlief klaagt over koude voeten en krijgt mijn geheim wapen: kleine zakjes met "warmhoudpoeder" om in de sokken te stoppen. It's magic!
Zaterdag 5 maart 2011
Refuge des Roncis – Abri de l'Union (14 km)
Om 7u kruip ik even uit de slaapzak om de kachel aan te steken, dan nog een uurtje pitten, zodat we warmpjes kunnen ontbijten. Rond tienen zetten we onze trektocht verder. Het weer is opnieuw fantastisch. We willen eerst naar de Chalet du Mur des Granges, maar het bos lijkt wel doorploegd te zijn door een bataljon tanks. De houtvesters zijn hier flink bezig geweest, en de zware machines waarmee ze de bomen uit het bos sleuren, hebben in alle richtingen de paadjes omgevormd tot 5 meter brede greppels van modder en (bevroren) plassen. Toch wel weer verbazend hoe economische motieven het telkens weer halen van de ecologische. In sommige stukken van de Vogezen mag je nog geen voet naast het pad zetten of een bloemetje plukken, in andere stukken (de meerderheid zo lijkt me) wordt er naar niks gekeken.
Al die wegen brengen ons flink van de wijs en we gaan weer eens de boer op. Wanneer de hoogtemeter ons vertelt dat we al op 850 m zitten, terwijl ons eerste doel op 728 m ligt, beseffen we onze fout. Dan maar weer doorheen het bos, schuin zakkend.
Zonder veel problemen hervinden we de juiste weg, en komen we aan een brede asfaltweg en een grote privé gite van de Club Vosgien Cornimont. Dit is duidelijk niet de Chalet du Mur des Granges, wel de Refuge du Mur des Granges. De coordinaten in "den Dzow" zijn boekje kloppen niet en zo evenmin het plannetje. De "echte" chalet ligt een eind verder, niet op ons traject dus deze hut ontsnapt aan onze keuring.
Ons volgend doel is de Chalet du Croix Louis. Een flink eind omhoog, want we zijn intussen gezakt tot 728 m en de Croix Louis ligt ruim 300 m hoger. Doch niet getreurd want het paadje zigzagt omhoog door een prachtig bos, en de zon lijkt weer te denken dat het al zomer is.
De Chalet du Croix Louis is een superhut. Heel groot, proper, een splinternieuwe kachel en een bronnetje. De GPS zegt "km 26" sinds ons vertrek donderdagnamiddag. Het is intussen tegen enen, we zoeken een sneeuwvrije plek achter de hut, in de zon en eten er uitgebreid. Al gauw lig ik in het gras te soezen; de verleiding om hier gewoon een lange siësta te houden is groot, maar we hebben nog een flinke weg af te leggen. Hoe flink zouden we pas later op de dag weten…
Ons doel is vanavond in een hut te slapen die niet te ver van de auto ligt, zodat we de ochtend erop aan de auto kunnen passeren, onze zware rugzakken grotendeels leegmaken, om de zondag wat relaxter te kunnen wandelen. De Abri du Rouge Mousse lijkt daarvoor geschikt. We moeten daarvoor weer een flink stuk omlaag, aan een mooi ovaal meer: Lac des Corbeaux. Dat blijkt zowaar een hachelijke, om niet te zeggen levensgevaarlijke onderneming te zijn. De helling is zeer steil, 250 m lager ligt het witbevroren meer. Het is een noordflank, dus besneeuwd en het paadje dat omlaag zigzagt is totaal verijsd. Met een zware rugzak en zonder crampons (die hadden we nu eens niet bij, zie!) is dit levengevaarlijk, een slippertje kan resulteren in een dolle bobsleerit van een paar honderd meter omlaag, met her en der obstakels: rotsblokken of bomen. Heel voorzichtig proberen we zoveel mogelijk naast het ijspad te blijven, en trapjes te stampen in de harde sneeuw. Gelukkig hebben we wandelstokken om ons evenwicht te helpen bewaren, anders zou dit onverantwoord zijn geweest. Finaal bereiken we zonder kleerscheuren de Roche du Lac, die het meer domineert. Vanaf daar volgt nog een traverse langs een besneeuwde richel, gelukkig van een staalkabel voorzien.
Oef, we leven nog. Het paadje gaat over in een brede piste, een kilometer verder bereiken we de Abri Rouge Mousse. Grote hut, met een zolder om op te slapen maar één van de luiken ontbreekt, dus erg fijn zal dat dan toch niet zijn. Voor ons twee is deze hut te groot, die krijgen we amper warm gestookt.
De volgende hut, 2,5 km verder, is de Abri de l'Union, die we donderdag als eerste tegenkwamen maar ons niet zo geschikt leek. We herinneren ons de gezellige hut "Blancs Murgers" die nog een km of 2 verder ligt dan de Union, en besluiten naar daar te gaan. Da's wel nog 4,5 km stappen dus, en we wilden het vandaag wat kalmer doen dan gisteren: daar zal dus niet veel van in huis komen.
De Route Forestière de la Vierge is nogal eentonig en stijgt continu. We bereiken de Abri de l'Union, laten hem links liggen, gespen de sneeuwschoenen weer aan en stappen dapper door naar "onze" Blanc Murgers. Wanneer we de hut in het vizier krijgen, murmel ik nog: "oef… ik zou echt niet verder meer geraken vandaag!", maar wanneer we de deur openduwen zit daar een trio jeugdige Duitse scouts. Die Germanen blijken zelf maar net gearriveerd te zijn, ze hebben de kachel zelfs nog niet aangestoken. Waren we maar een kwartier eerder geweest…! Vrij straf, drie dagen zwerven we hier rond en we hebben zegge en schrijven een handvol wandelaars gekruist.
Enfin, niks aan te doen, dit hutje is echt te klein voor 5 personen. Terug maar naar de Abri de l'Union, waar we een half uur geleden zijn gepasseerd! We komen er om 17u30 aan, volgens de GPS op km 34,7 wat betekent dat we vandaag ook weer 14 km hebben gedaan.
De ongezellige en vochtige hut is voorzien van een grote en slecht ontworpen open haard. Gelukkig ligt in het bos hout zat en we slepen een grote voorraad aan. Toch duurt het uren eer het gigantische vuur dat we in de haard stoken, enige warmte begint te geven. Maar eens er een grote stapel roodgloeiende as ligt, is het voor de haard niet meer uit te houden. Doch twee meter verder dampt onze adem, en drie meter verder geeft het ijs op onze sneeuwschoenen geen krimp: dooien doet het daar alvast niet. Tot overmaat van ramp steekt er buiten wind op en slaat de rook weer in de schouw. De deur van ons rokershol moet open en zo spelen we ons beetje warmte weer kwijt. Intussen loop ik wel 10 keer naar buiten om ons enige kookpotje vol sneeuw te scheppen, want water is hier nergens te vinden. De Peak One heeft er geen enkele moeite mee. We smullen onze droogvoeding binnen en eindigen met veel warme thee, want we zijn toch wel wat uitgedroogd geraakt.
We schuiven de twee tafels tegen elkaar en slapen voor de haard, met tranende ogen van de rook. Het venster blijft op een kier om genoeg zuurstof voor de haard te voorzien.
De haard gloeit urenlang na en de nacht is dan ook te warm in onze slaapzakken.
Zondag 6 maart 2011
Abri de l'Union - Col de Bramont – Lac de Blanchemer – Col de Bramont (12,5 km)
Annette vindt 's morgens de moed om de haard weer aan te steken. Na het ontbijt hoeven we maar twee kilometer te stappen naar de parking aan de Col de Bramont. De zon is weer van de partij maar het is flink koud. Gelukkig, de auto staat er nog, de ruiten zijn nog heel (altijd toch een risico, je auto zo drie dagen achterlaten op zo'n godvergeten plek). We maken de rugzakken grotendeels leeg. Slaapgerief en die massa kleding zullen we niet meer nodig hebben. Weer twijfel over de sneeuwschoenen, maar de wetenschap dat we vandaag toch weer boven de 1000 m zullen zitten, aan de schaduwzijde, doet ons besluiten ze toch maar mee te nemen.
Heel wat lichter beginnen we aan onze laatste tocht, een grote lus rondom het Lac de Blanchemer. We volgen weer de GR531, noordwaarts ditmaal, naar de Col de l’Etang waar ook een abri is, echter een halfopen afdak. Niet zo geschikt voor winterse overnachtingen dus. We klimmen flink omhoog, via de Chemin du Grand Bougre, weer boven de 1100 m en aan de noordzijde. Dus weer sneeuw à volonté. Dan afdalen naar het enig mooie Lac Blanchemer, dat zijn naam niet gestolen heeft: witbevroren. Prachtig gewoon. Waarom zijn we nooit eerder in de Vogezen gaan stappen? Na 50 keer in de (ondergrondse) Doubs of Jura te hebben gezeten en dus evenveel keren door die Vogezen te zijn gereden, is dit in feite onvoorstelbaar.
Naast het meer ligt de Abri de Blanchemer, best bruikbare hut waarvan de helft afgesloten is. Geen kachel maar een haard. Middageten, en dan verder het meer rond en langs de Chemin des Italiens tot aan de Chalet Machey. Ook weer zo een hut waarvan één helft op slot is. Wat gammele kachel en niet zo groot. Nog even op de tanden bijten voor de laatste etappe, weer terug naar de auto aan de Col du Bramont. We arriveren daar om kwart over vier. De GPS vertelt ons dat we in totaal 47,2 km gestapt hebben, in iets minder dan 21 uur (bij elke halte werd de GPS plichtsbewust stopgezet). We zijn daar best tevreden mee, het is veel meer dan we hadden denken te doen, op 3 en 1/4 dag, en met onze krottige voeten en knieën. De goede sneeuwcondities, en het ontbreken ervan op lagere hoogte, zijn daar natuurlijk niet vreemd aan.
De laatste avond brengen we weer door in de Abri des Roncis, want ik heb gezien dat het mogelijk is om er met de auto vlakbij te geraken (ook weer omdat er geen sneeuw ligt). Ditmaal hebben we niks te kort qua eten en drinken. We stoken de kachel nog eens gloeiend heet en maken er nog een gezellige avond van. Het was een zeer geslaagde eerste kennismaking met de Vogezen. Toegegeven, de weersomstandigheden waren ideaal, een volgende keer zullen we misschien wat minder geluk hebben.
Foto's
Hier een link naar een Picasa fotoalbum met foto's van onze vierdaagse tocht.
Ons parcours
Hier een link naar een Google Earth KML bestand met daarop (ruwweg) ons parcours en de bezochte hutten.
Kaarten
3619 OT Bussang/La Bresse en 3618 OT Le Honneck/Gérardmer
De hutten
Enkele correcties/aanvullingen op het document van Joery. Ik probeer telkens aan te geven of er water in de nabijheid is (niet onbelangrijk) en met hoeveel man je er kan slapen.
- Blanchemer (Abri Forestier du Lac de) : er is geen kachel maar een open haard. De helft van de hut is afgesloten. Water genoeg (een stuwmeer!). 4 personen.
- Blanc Murgers (Refuge des): gloednieuwe kachel. De helft van de hut is afgesloten. Geen water. 3-4 personen.
- Col de l’Etang (Abri du): quasi geen slaapplaats want gefixeerde tafel en bank.
- Croix Louis (Chalet de). Nieuwe kachel. Kleine bron (maar onzeker of deze in de zomer loopt). 10 man.
- Harengs (Chalet des). Houten boshut in redelijke staat. Aparte slaapkamer met twee stapelbedden (dus 4 slaapplaatsen + nog 2 op de grond). Geen water.
- Hinter Bockloch (Refuge du): “zeer degelijk” is deze hut allerminst. Heel klein en tochtig, de 4 slaapplaatsen op zolder zijn ongeschikt voor een winterbivak. Kachel is vrijwel onbruikbaar. Water genoeg want aan riviertje. Voor 2-3 man.
- Machey (Chalet de): De helft van de hut is afgesloten. 4 à 6 personen. Geen water.
- Mur des Granges (Chalet du). Op de kaart in Joery’s document staat de verkeerde refuge aangeduid (die van de Club Vosgien). De coordinaten kloppen evenmin, de juiste hut zou bijna 800 m meer westelijk liggen ( UTM32/WGS84 X=342,191 km Y=5315,568 km) doch dit hebben we niet op het terrein kunnen nagaan.
- Places (Refuge des): naast asfaltweg en grote parking, dus meer kans op andere groepen. Niet binnen geweest. Riviertje vlakbij. De coordinaten kloppen niet, de refuge ligt ruim 300 meter meer westelijk (en wel op UTM32/WGS84 X=343,647 km Y=5312,618 km)
- Roncis (Refuge des): 4 personen, water genoeg want aan riviertje. Vrij comfortabel.
- Rouge Mousse (Chalet de): minstens 6-8 slaapplaatsen op zolder en evenveel beneden. Maar de zolder is zeer koud en er ontbreekt een vensterluik (open gat). Nieuwe kachel. Geen water.
- Union (Refuge de l’): geen kachel maar een open haard. Zeer spartaans uitgerust. 6 à 8 personen. Geen water.
- Vaxelaire (Chalet): 8 à 10 personen. Twee vertrekken, elk met een kachel. Geen water.
Lijvig verslag. Die mindere voorbereiding bij vertrek is achteraf weer ruimschoots goedgemaakt.;-)
BeantwoordenVerwijderenBeste,
BeantwoordenVerwijderenU spreekt van een lijst van Dzjow waarin hutten staan opgelijst. Ik vind die ergens nergens op internet! Kan u mij deze bezorgen op een link doorgeven? Alvast bedankt!
Mooi verslag! Ook ik heb interesse in de lijst van Dzjow over de hutten. Graag ontvang ik die of de link van u.
BeantwoordenVerwijderenSportieve groet!