dinsdag 17 mei 2011

Pyreneeënuitstap mei 2011

Verslag van een weekje in de Pyreneeën (Paul & Annette)

Vrijdag 6 mei 2011

We rijden vandaag rustig tot Bordeaux. Toch al gauw 1000 km, en enkele files (Antwerpen-Brussel: grrr!) zorgen ervoor dat we pas rond 19u bij Claire en Yvon Henaff arriveren. We worden er zeer hartelijk onthaald en brengen een leuke avond door in gezelschap van dit kranige duo knarren. Yvon 76 jaar oud, maar met de praats en humor van een twintiger.

Na veel lekker eten met teveel apero en wijn volgt een degustatie van zowat elke “digestif” die in hun kast staat. De meeste flessen staan er al 30 jaar lang, dus zijn ze echt wel excellent. Gevolg is dat we rond middernacht nogal “teut” in ons bed kruipen en de ochtend erop niet bijster fris zijn…

Zaterdag 7 mei 2011

Grijs en regenachtig weer maar dat zal ons vandaag niet hinderen. We gaan een prehistorische grot bezoeken, ten noorden van Bordeaux: de Grotte de Pair-Non-Pair (Gironde). Het is de allereerste grot die ooit in Frankrijk werd gevonden met prehistorische tekeningen, lang voor er sprake was van Lascaux, Cosquer of Chauvet. Claire en Yvon kennen ze goed (ze hebben o.m. de topo gemaakt) en ze zijn goed bevriend met de archeologen ter plaatse. De grot is sinds kort toeristisch, gelimiteerd tot 12000 bezoekers per jaar. Er staat een mooi en nieuw gebouw waar een kleine expo is over de grot en haar geschiedenis. We krijgen een privé-rondleiding van onze gids Stephanie.

Voor de Grotte de Pair Non Pair

De grot werd in 1881 ontdekt en een zekere François Daleau ontdekte er 3 jaar later de eerste gravures, die pas zichtbaar werden nadat de grot was leeggemaakt van de honderden kubieke meters aarde die er in de loop der tienduizenden jaren in waren beland. Hij maakte van de opgraving zijn levenswerk: 35 jaar lang. Nochtans is ze helemaal niet groot, een abri van hooguit 15 m diep. Dat de grot nog bestaat is een wonder, want enerzijds ligt ze slechts enkele meters onder de oppervlakte en het zwakke plafond had dus kunnen instorten, anderzijds is heel de omgeving één grote steengroeve, genre Savonnières-en-Perthois. Gelukkig werd ze in 1902 door de Franse staat gekocht en beschermd, als eerste grot ooit in Frankrijk. Ze is 60000 jaar lang bewoond geweest, eerst door Neanderthalers dan door Homo Sapiens. Het zijn deze laatsten die zowat 30000 jaar geleden een massa gravures maakten (of beter uitbeitelden) in de wanden. In het begin maak je er niks van en lijken het maar wat lijnen door elkaar, maar Stephanie toonde geduldig één voor één elke tekening, soms gebruik makend van aangepaste verlichting. En zo zagen we de lijnen tot leven komen. Er waren zeer kunstig en levensechte afbeeldingen van paarden, steenbokken, mammoets en herten. Werkelijk indrukwekkend. We brachten bijna anderhalf uur door in deze kleine abri en leerden heel wat bij. Werkelijk zeer interessant!

Na dit bezoek, terug naar Claire en Yvon thuis voor het middageten… dat weer uitliep tot zowat 15 u. Dan afscheid genomen van onze vrienden, en op weg naar de PSM, via de gloednieuwe autostrade Bordeaux-Pau, die 2 maanden geleden open ging. Een droom, je rijdt er bijna moederziel alleen. Je wint toch wel een klein uurtje tegenover vroeger en moet de moordend drukke en gevaarlijke Nationale 10 dus niet meer doen. Enig nadeel: péage!

We gaan nog winkelen in de Leclerc in Oloron en arriveren tegen 19u30 aan de chalet van ARSIP. We hebben ze de hele week voor ons alleen. Het weer is aan de beterhand, tussen de regenvlagen door schijnt de zon al. We bellen naar de meteo en al bij al valt het best mee: goed weer maar in de namiddag telkens zeer onweerachtig.

Morgen gaan we gewoon een dagtrip naar de Anialarra doen, daarna willen we een trektocht van een dag of 3-4 maken met de tent.

Zondag 8 mei 2011

Het is ongelooflijk goed weer. Strakblauwe lucht en een stralende zon. We stappen dan ook goedgemutst naar de Anialarra. In T-shirt en korte broek, begin mei! Toch weer geheel anders dan in de zomer. Nog geen blaadjes aan de boompjes, het gras nog dor, geheel andere bloempjes. Maar ook een andere lichtinval en dus een ander landschap. We gaan op een alternatieve manier omhoog, via de Col de Pescamou en dan de Murlong langs achter rond, kwestie van eens iets anders te zien. Vanaf de Pourtet ligt er veel sneeuw en is het oppassen om niet ergens in een gat te belanden. Passage via het hoogtekamp, piknik op het balkon. Dan de sneeuwraketten aan en de Anialarra op die voor 80% een sneeuwvlakte is. Maar gemakkelijk gaat het niet, de sneeuw is zacht en vooral op de steile hellingen is het schuiven geblazen.

Op de Anialarra die nog goed besneeuwd is

Hier en daar stoppen we even om een blaasgat te inventariseren. De Pozo Mariposa zit werkelijk potdicht, oei oei daar geraken we deze zomer weer niet in. Dan de crête omhoog, afwisseling van raketwerk en gewoon lopen. Op de top van de Anialarra krijgen we gezelschap van een Spanjaard die vanaf Belagua is vertrokken. We kunnen vanaf hier goed zien dat ons doel voor de komende dagen haalbaar is: de Col d’Anaye, ver onder ons, lijkt passeerbaar. Of we daarentegen de Table des Trois Rois gaan kunnen beklimmen (2400 m) lijkt dubieuzer, want daar ligt nog heel veel sneeuw.

We stappen door tot aan de falaise, schitterend uitzicht wel 50 km ver met tientallen beroemde Pyreneeëntoppen. Dan terugkeren via de lapiaz, zeer risky business want sommige blaasgaten zijn echte valkuilen. Een koppel Spanjaarden roept ons herhaaldelijk toe vanop de top van de Anialarra, ze denken dat we de weg kwijt zijn. We trekken ons er weinig van aan, wij kennen het terrein hier beter dan zij. De Gouffre Polaire is met stip het indrukwekkendste gat, zichtbaar van op honderden meters. Ook het enige in heel die grote sneeuwvlakte. Daar gaan we deze zomer nog plezier in beleven!

De Gouffre Polaire, wijd open

Tegen 17u30 staan we weer aan het hoogtekamp. Voeten kapotgelopen en moe, we hebben al zowat 11 km over de lapiaz getjokt. Het weer is nog steeds prima, van die beloofde onweersbuien komt niks meer in huis. Anderhalf uur later staan we weer aan de auto, na een prachtige dag en een mooie buit aan nieuwe blaasgaten (een tiental).

Die avond plannen we onze driedaagse en pakken we de rugzakken in. Sneeuwrakketten blijven ditmaal thuis, die zijn niet persé nodig en 2 kg extra kunnen we missen.

Maandag 9 mei 2011

Alweer schitterend weer. We laten de auto achter aan de voet van de skipiste en stappen opnieuw naar Pescamou. Ietsje trager dan gisteren, want we zijn flink geladen. Aan het begin van de weide gaan we linksaf, de GR10 volgend. Hier begint voor ons het onbekende. Het pad klimt door een prachtige begroeide lapiaz. Twee keer kruisen we de skipiste, dan even slikken wanneer we aan een eindpunt komen van de kabelbaan. Skipistes in alle richtingen, een platgebulldozerde woestijn van gemalen lapiaz. We zijn (weer eens) woest en treurig tegelijk, op al die schijnheiligaards die in de bergen gaan skieën en zo verantwoordelijk zijn voor heel deze waanzin. Zonder hen draaide heel deze business van vraag en aanbod niet.

We laten dit trieste landschap achter ons. Wat verder eindigt onze driedaagse al bijna wanneer we een groot en sterk hellend sneeuwveld moeten oversteken. In het begin gaat het goed, Annette voorop, stampt treden in de sneeuw, ik volg onbewust. Dan ligt de sneeuw in de schaduw en wordt het glanzend en hard ijs. Annette kan zich met de grootste moeite staande houden, ik kan niks doen om haar te helpen. Terwijl zij met haar iets scherpere zolen toch schuin omhoog kan vorderen, voel ik mijn botte zolen schuiven. Tot twee keer toe scheelt het geen haar of ik ga omlaag. De zware rugzak verergert mijn wankel evenwicht. Het sneeuwveld gaat minstens 40 m zeer steil omlaag, beneden wachten grote rotsblokken. Vallen = ziekenhuis of erger. Ik krijg een wandelstok door de harde sneeuwkorst geramd en kan zo even mijn evenwicht behouden. Met de andere stok hak ik een trede. Aldus geraak ik vooruit. Oef, we zijn er voorbij, ik sta te trillen op mijn benen. Wanneer we bekomen zijn, gaan we verder, maar volgende keer zullen we beter moeten opletten!

Op de Pas d'Azuns

Het landschap is zeer gevarieerd, we klimmen nu via staalkabels de Pas de l’Osque over, een nauwe doorgang tussen hoge rotswanden. Aan de andere kant wacht een groene vallei, het pad slingert omlaag. Een uur later: Pas d’Azuns, ronduit schitterend met een zicht op de achterzijde van de Soum Couy en de Pic de Countendé, die nog vol sneeuw liggen. Meer naar links zien we de Pic du Midi d’Ossau liggen, een van de bekendste toppen van de Pyreneeën. Diep beneden in de vallei zien we ons volgende doel, een herdershut “Cap de Baitch”. Deze plek, hoog boven alles, is de ideale plek om te middageten, in de warme zon. Daarna omlaag naar de herdershut. Vanaf daar verlaten we de GR10 en zullen we via de HRP (Haute Route des Pyrenées) doorsteken naar de vallei van Anaye. Gemakkelijker gezegd dan gedaan want die HRP dat zijn amper paadjes te noemen. Geen enkele markering trouwens. We komen dan ook zowat 100 m boven ons volgende doel uit, weer een hutje. Omdat we geen zin hebben in de zeer steile afdaling naar de hut, improviseren we erop los. Echter we moeten een soort vallei rond zien te geraken, finaal lukt het ons maar we verdoen er zeker een uur mee en daarna zijn we wel even gaar.

Na wat recuperatie, verder maar. Het blijft zoeken naar het spoor in het gras, in de mist moet deze HRP onmogelijk zijn. Op een grasplateau is er geen enkel pad meer, met wat zoeken vinden we het 100 m verder terug (UTM30/ED50 688,339 4757,573). We draaien stilaan voor de enorme berg “Billare” de vallei van Anaye in. Zachtjes dalen we naar de Cayolars d’Anaye, herdershutten naast een woeste beek. Vanaf hier moeten we de vallei nog over een paar km beklimmen; dit stuk kennen we al van vroeger. Nog 300 m stijgen, het valt ons redelijk zwaar. Ons doel is de Cirque de Marmitou, aan de voet van de falaises van Anialarra. Rond 18 u zijn we er. We hebben 8 u gestapt en zijn 14 km onderweg geweest. Het is een van de mooiste plekken die men zich kan inbeelden. Grasland, met vele kleine heldere beekjes die hier ontspringen, met knoestige dennenbomen en grote rotsblokken, soms huizenhoog. Omringd door besneeuwde bergen of honderden meters hoge rotswanden.

Prachtige plek om te kamperen: de Cirque de Marmitou

We stellen de tent op, eten en drinken en maken een klein vuurtje van wat droog hout en dennenappels. Het wordt een prachtige, rustige avond, en er is helemaal geen onweersdreiging. Wanneer de zon ondergaat, kleuren de bergen rond ons rozerood…dit is echt leven als God in Frankrijk.

Dinsdag 10 mei 2011

In de ochtendzon is de Cirque nog mooier. Ik bestudeer de falaises van Anialarra grondig, in dit strijklicht is elk detail zichtbaar. Jammer genoeg zie ik amper gaten, bovendien is nu goed te zien dat de wanden zeer onregelmatig en woest zijn. Daar valt niet veel te beleven!

Rond 10 u op weg, richting Col d’Anaye. Een uur later staan we boven op deze col die één van de enige twee mogelijkheden is om vanuit de Cirque de Marmitou, op Ukerdi of Anialarra te geraken. De andere is de Col des Ourtets, maar die zit nog geheel in de sneeuw en is nu geen optie.

Boven de Col d’Anaye staan we aan het begin van Ukerdi. Ons plan om de Table des Trois Rois te beklimmen laten we varen, veel te veel sneeuw. Zonder pikkel en stijgijzers zou dat nogal onverstandig zijn! We volgen dus het pad verder, dat aan de zuidkant van de Crête van Anialarra loopt tot we op een zeer recente GR-balisage komen: het is de gloednieuwe (van 2008) GR12 die via Belagua loopt en die we een heel eind kunnen volgen. Fijn, deze nieuwe markering maakt het echt wel makkelijk. Ukerdi is geheel anders dan Anialarra. Valleitjes, bulten en bergen, zeer chaotisch en vooral: begroeid met dennen want lager gelegen. Een uniek gebied en best te begrijpen dat het een “Reserva Integral” is.

Na de Col d'Anaye begint Ukerdi... prachtig

Een grote g rotingang trekt onze aandacht, we gaan kijken en het is zowaar een prima bivakplek. Achteraan de grote ingang vertrekt een kruipgang met tocht. We gaan kijken, op handen en voeten over de scherpe keien en komen tot onze verbazing terecht in een cheminée met een grote stock aan recent materiaal. Ongetwijfeld van speleo’s, en duidelijk Spanjaarden. Tiens, en die exploreren hier zonder dat we (Arsip) daar iets van afweten?

Enfin, dat eitje zullen we later pellen. Verder maar, we volgen de GR maar we weten dat we niet tot aan Belagua mogen gaan. We kennen die plek, het is de oude refuge naast de weg die van de PSM naar Isaba afdaalt. Mochten we tot daar gaan, dan kunnen we morgen enkel via de asfaltweg terug naar het skistation. En een heel eind, zeker 10 oersaaie km! We willen dus eerder noordwaarts afbuigen, om zo in het gedeelte van Ukerdi te komen dat we kennen. Gemakkelijk is dat niet, want de Crête van Anialarra loopt over wel 6 km verder, en vormt een honderden meters hoge barrière. Uiteraard zitten we aan de verkeerde kant. Dus volgen we toch die uitnodigende GR, die kunstig door de gemakkelijkste valleitjes slingert en voortdurend daalt, over kilometers…

Rond 15 u beseffen we twee zaken:

a) we geraken nooit over die crête heen, hoe verder we gaan hoe meer vegetatie er is en hoe minder we kunnen zien hoe en waar we erover moeten.

b) we hebben een acuut watergebrek. We hebben elk nog een liter water en sneeuw is hier op deze lage hoogte (1600-1700) niet meer te vinden. Water evenmin, uiteraard. We hebben minstens 4 liter nodig om vanavond en morgenvroeg door te komen. Liefst 6 liter, want we zijn flink uitgedroogd na zo een dag in de hitte.

Kortom, we besluiten op onze stappen terug te keren. 500 meter eerder hadden we een miezerige plek vuile sneeuw gezien, amper 70x30 cm groot. Vuile sneeuw of niet,; we proppen er onze waterzakken mee vol, een Micropur erbij en zo hebben we terug elk 2 liter groezelig water. Al één probleem opgelost. Het andere probleem, die crête oversteken, wordt ook aangepakt. Blijkt aartsmoeilijk, het is een zeer scherpe en chaotische lapiaz, met rotswanden, geulen en moordend voor de voeten. Wel 200 meter hoog. Maar het lukt en aan de andere kant dalen we evenveel weer af en plots herken ik het; we zitten aan de AN701, het blaasgat waar we enkele malen aan zijn komen werken! Onder de bult waar we net zijn overgeklommen, ligt de Salle Gargamel!

Eindeloos groot: Ukerdi

We moeten echt dringend de tent kunnen zetten, de lucht begint te dreigen en in een onweer hebben we geen zin. Het zoeken naar een geschikte kampeerplek duurt nog een half uur, Ukerdi is immers zo chaotisch dat 3m² horizontaal terrein vrijwel niet te vinden is. Maar tegen 17 u hebben we een gedroomd plekje, te midden van kilometers woeste lapiaz. Met als toetje een grote voorraad propere sneeuw naast de tent.

Oef, de schoenen vliegen uit, want we hebben vandaag weliswaar minder gelopen dan gisteren (zowat 10 km) maar in dit terrein telt dat dubbel! We maken ons plekje vlak en zetten het tentje.

Na het eten is de hemel weer geheel opengetrokken, ik ga wat grotten en gemzen spotten, en Annette gaat met haar schetsblok aan de slag. Plots worden we opgeschrikt door een helikopter die laag rondjes vliegt boven de lapiaz. Een secourshelicopter met in grote cijfers “112” erop. Gelukkig verdwijnt het ding gauw uit ons zicht. Tegen tienen is het bedtijd. De nacht is doodstil en warm; het lijkt wel zomer.

Woensdag 5 mei 2011

De zon maakt ons wakker. We zijn niet gehaast want we zitten op amper 2-3 uur van de bewoonde wereld. Die ochtend ga ik een paar uur lang grotten zoeken, Annette tekent verder. Grotten vind ik maar weinig, doch gemzen zie ik zat. Na 3 km over de lapiaz te hebben gecrost vind ik het welletjes, tijd om te gaan middageten en de tent op te plooien.

Annette is ook tevreden, met een heel mooie tekening in haar schetsblok. We breken ons kamp op, eten en vangen de terugweg aan, langs de gekende “oude” weg die we zowat 15 jaar geleden zo vele malen liepen. Alleen ligt er nu nog veel sneeuw en is het oppassen geblazen om niet door een sneeuwbrug te zakken.

Foto vanuit een blaasgat genomen!

Rond 15 u aan de auto, na een ronduit magnifieke driedaagse. Verplichte kost voor iedereen die het PSM-massief eens beter wil leren kennen. Je loopt er deels rond, deels dwars doorheen. Je beseft dan pas hoe groot en gevarieerd het is.

Rond 18 uur barst een flink onweer los, met hagel en pijpenstelen regen. We bekijken het geamuseerd vanuit onze chalet. Ook ’s nachts gaan de hemelsluizen een paar keer volop open…

Donderdag 6 mei 2011

Op deze rustdag is het ’s ochtends nog redelijk weer, wat ons inspireert om rondom het plateau van Irratzordoky paddenstoelen te gaan zoeken. De vangst is schraal maar we hebben toch weer een mooi wandelingetje door mistige wouden gemaakt!

Vanaf de middag misten we compleet in, en de rest van de dag zal het blijven miezeren en regenen. Al goed dat we geen vierdaagse deden en we dus vandaag nog aan het stappen waren!

In het skistation – totaal verlaten en van een ongezien deprimerende tristesse, ga ik in opdracht van Arsip foto’s maken van de expositie van Arsip in de “Espace Haroun Tazieff”. De expositie moet dringend gemoderniseerd worden en men wilde graag als geheugensteun foto’s van de oude panelen hebben.

Na wat inkopen beneden in Arette plannen we de wandeling van morgen: naar een bergtop met een naam die we maar niet kunnen onthouden: de Pic de Chardekagagna, 1876 m, vanwaar men een geweldig panorama zou moeten hebben. Morgen voorspelt men overigens mooi weer en daar willen we van profiteren.

Vrijdag 7 mei 2011

Mooi is het weer helemaal niet, zwaar bewolkt maar gelukkig zitten we ditmaal niet midden erin, maar hangt het wolkendek heel hoog. Onze wandeling zal wat minder aangenaam worden dan gedacht. We rijden de Col van de PSM over, dalen af richting Isaba tot aan de ex-refuge van Belagua, waar we in 2003 onze eerste wandeling naar de BU56 aanvatten. Het eens zo leuke gebouw is nu totaal in verval, zeer triestig. Uit wat infoborden begrijpen we dat het enkele jaren geleden werd gesloten omdat een refuge niet compatibel was met het natuurpark van Belagua en Ukerdi. Maar wat te denken van de twee nieuwe langlaufstations die men 2 jaar geleden hier vlakbij heeft gemaakt (El Ferial en La Cotienda) inclusief 30 km pistes die IN het natuurpark zijn gemaakt (men heeft er wel eerst een deel van het park voor gedeklasseerd)?

Enkele honderden meter verder is er de vrij grote militaire kazerne, die we zelfs van boven op de Anialarra kunnen zien. Ook dit gebouw is nu verlaten, de deuren zijn dichtgemetseld en het is overduidelijk de bedoeling dat dit ding, net zoals de refuge van Belagua, ter plekke mag wegrotten. Tot zover de ethiek van de Spaanse natuurbeschermers.

Enfin, hier begint onze wandeling en wat blijkt: de gloednieuwe GR12 die we enkele dagen geleden al volgden, passeert hier ook en loopt pal naar ons doel (denken we). Het eerste deel van de tocht is langs de flank van de Pic de Lakhoura: glooiende hellingen vol bloemen en dennetjes. In de vallei van Belagua is de lucht zwart van de regen en even later krijgen we de volle laag. Regenkleding aan en verder maar. Het gaat nu flink omhoog, doorheen een merkwaardig landschap van enorme rotsblokken. Dan bereiken we een col, waarop we amper kunnen blijven staan van de wind. De GR12 verder volgen is geen optie, die daalt aan de andere kant van de col omlaag. We proberen ons te oriënteren, niet zo simpel want we zijn de Franse stafkaart vergeten en moeten het stellen met de povere Spaanse kaart. Rechts van ons, de pyramidale Pic Binbaletta (1758 m). Links van ons, een pad dat heel steil een hoge berg opkronkelt waarvan we denken dat het de Chardekagagna moet zijn, ons doel.

In de verte zien we heel het PSM-massief liggen

Het regent niet meer, de helling lijkt doenbaar (bij regen zou ze gevaarlijk glad zijn, zo steil is het) en we klimmen omhoog. Een half uur later staan we op een top, of beter we zitten op handen en voeten om niet te worden weggeblazen door de wind. In de verte ontrolt zich het hele PSM-massief voor ons, en vanuit deze hoek lijkt de Anialarra een bergtop met Alpiene allure! Jammer dat het nog zo zwaar bewolkt is, hoewel het weer langzaam aan verbetert.

De hoogtemeter wijst aan dat we op 1980 m zitten, raar want de Chardekagagna is er maar 1893… We zitten dus op de verkeerde berg! Terug omlaag naar de Col dus, waar we op goed geluk de GR12 verder volgen en wat blijkt: die loopt toch naar de Chardekagagna, die overigens nog vele kilometers verder ligt. Middageten en verder maar. We weten dan al wel dat de top halen niet mogelijk zal zijn, er is een echte stormwind op de crêtes en die van de Chardekagagna is bijzonder geëxposeerd (en zelfs levensgevaarlijk bij regenweer). Aan weerszijden gaat het wel 500 m bijna verticaal omlaag.

De GR12 volgt mooi de Frans/Spaanse grens, en dan arriveren we op de Col Chotako (1696 m) aan de voet van de Chardekagagna. We kunnen amper blijven staan van de wind, dus hier eindigt voor ons de tocht. Later nemen we daar wel revanche op!

Terug naar Belagua dus. Onderweg proberen we nog even de top van de Bimbaleta mee te pikken maar ook daar is de wind (die aan zowat 80 à 100 km/u moet waaien) een spelbederver. We genieten nog even van het ongelooflijke uitzicht, dan verder maar. De zon is intussen volop van de partij. De weg is lang, en op het einde beginnen de voeten er genoeg van te hebben. Tegen 16u30 staan we weer aan de auto, met zowat 17 km in de benen. Een echte aanrader, deze wandeling, en bij helder weer doen we ze zeker nog eens.

Om 17 u zitten we alweer te aperitieven op het balkon van de chalet, in een warme zon.

Zaterdag 8 mei 2011

Vandaag is het zo een dag die enkel op de PSM kan voorkomen: mist-regen-mist-gietende regen-miezer en mist wisselen elkaar af. De temperatuur is 10° gezakt. Gelukkig hadden we vandaag geen grootse dingen gepland. In de voormiddag, terwijl Annette haar Spaans instudeert (overmorgen heeft ze examen!), werk ik een paar uur lang de grottendatabase bij en dit verslag.

In de namiddag rijden we naar beneden, naar Arette, om het gloednieuwe “Maison de Baretous” te bezoeken. Het blijkt een revelatie, wie had er in zo’n boerengat een zeer moderne en interessante expositie verwacht! Opgebouwd rond een aantal thema’s, met de meest moderne audiovisuele technieken, ben je al gauw 2-3 u zoet eer je rond bent. Uiteraard veel aandacht voor het culturele en pastorale aspect (de herders, de houthakkers) maar ook over de aardbeving die Arette in 1967 vrijwel geheel verwoestte, en ook over iets dat ons nauw aan het hart ligt: speleologie! Inderdaad, en tot mijn verbazing zijn er 3D-dia’s te zien die me zeer bekend voorkomen, van de Anialarra nog wel. Genomen door Daniel Chailloux. Inclusief ons hoogtekamp!

Ergens staat zelfs de originele lier te kijk die Cosyns maakte en waarmee Loubens aan zijn einde kwam. Een ongelooflijk prutserig geval met fietspedaaltjes. Ernaast staat de solide en goed doordachte elektrische winch van Queffelec. Moet je toch wel gezien hebben.

De winch van Queffelec (geel) naast die van Cosyns

Nadat we alles grondig bekeken hebben, zijn we weer heel wat wijzer geworden. Het regent nog steeds. Terug naar de chalet voor apero, etentje bij kaarslicht en dan inladen van de auto, want morgen moeten we – jammer genoeg – weer naar huis.

Die terugrit verloopt trouwens nog spannend: ik leg meer dan 1000 km af met een achterwiel dat niet vaststaat. Voor het vertrek hadden we al een vreemd geluid gehoord aan het rechtse achterwiel, maar we hadden niks gevonden. Tot zowat 100 km na Parijs de hele auto begint te daveren. Na onderzoek blijkt mijn achterwiel los te staan, meer nog één van de 5 wielmoeren is verdwenen en de rest staat los, het achterwiel kwakkelt. Wanneer ik de moeren vast draai, breekt er een vierde af. Daarna ben ik heel rustig de resterende 200 km naar huis gereden!

Paul

Link naar een fotoalbum met een selectie foto's van Annette en Paul

maandag 4 april 2011

Mullerthal Trail 2 - drie dagen genieten

Een driedaagse trektocht in La Petite Suisse, GH Luxemburg
Vrijdag 1 april 2011
Na een ritje van zowat 265 km arriveren we in Berdorf. Het is een bewolkte dag, maar helemaal niet koud. We parkeren de auto ten westen van het dorpje en beginnen rond de middag aan onze trektocht. Enkele honderden meters verder krijgen we al een eerste blik op de fascinerende zandsteenformaties, ter hoogte van de Predichtstuhl. Daar pikken we de “Mullerthal Trail 2” op. De “Mullerthal Trail” is een 110 km lange trekking, opgedeeld in 3 circuits van elk 30 à 40 km.
Het wandelpad is uitstekend gemerkt, met een sierlijke rode “M”. Gauw doorkruisen we hoge rotsformaties. De erosie heeft ze grillig uitgesleten, en ze worden vaak doorsneden door grote kloven. Beneden in de kloven is het vaak duister en de rotsen zijn er groen bemost. We laveren van de ene kloof naar de andere, trap op of trap af want waar het paadje te steil wordt, hebben de ijverige Luxemburgers trapjes voorzien van zandsteenblokken of houten balkjes. Het bos is prachtig, de frisgroene blaadjes beginnen te botten en de bodem is getooid met duizenden bosanemonen of bosviooltjes: het echte lentegevoel dus!
Na enkele kilometers brengt een smalle kloof ons in een echte grot, de Keltenhiel. Ruime zaal, onze zaklampjes worden boven gehaald. Er is een “doorsteek” mogelijk naar een andere uitgang, langs een kruipgang plat op de buik, maar dat is geen optie met onze rugzakken:.
We naderen Mullerthal, een pittoresk dorpje. Tegen dan hebben we geconstateerd dat het water van onze nieuwe waterzakken een afgrijselijke plastieksmaak heeft, dus wanneer we op de camping van Mullerthal een inboorling spotten, vragen we hem om water zodat we de inhoud kunnen verversen. De inboorling blijkt van Hoboken afkomstig te zijn...de wereld is klein.
Een van de vele kloven
Bij het buitenlopen van het dorp worden we aangesproken door een “echte” autochtoon. De man heeft zonet voor demonstratiedoeleinden in een traditionele houtoven een tiental heerlijke broden gebakken. Hij wil ons er graag één cadeau doen. En nog een lekker uitziende koek erbij. Dat kunnen we niet afslaan... wel een dikke halve kilo erbij. Verder maar, langs de obligate Schiessentumpel, het emblematische watervalletje dat op zowat elke postkaart of toeristenfolder van Luxemburg prijkt. Heel mooi, maar jammer dat het water van de beek een vies, stinkend, open riool is. De weg vervolgt nu richting Consdorf, hoog in het bos, aan de voet van grillige rotsen, maar wel boven een vrij druk bereden weg die voor nogal wat lawaaihinder zorgt. Tijd voor een vieruurtje, de lekkere koek van de warme bakker wordt verorberd. Voor Consdorf slaan we af, in zuidelijke richting en zitten we weer ver van de beschaving, in een magnifiek valleitje. Hier komen we doorheen een reeks van bijzonder leutige nauwe kloven, met namen als Rittergang of Déwepetz. Meestal tientallen meters hoog maar hooguit 60 cm breed. Annette moet haar nogal brede rugzak afzetten en er doorsleuren, niet zo simpel. Ik vertik het de rugzak af te zetten en wroet en wring mij erdoor, soms op handen en voeten. Aan de Kohlscheuer moeten we forfait geven, deze kloof is veel te nauw en bovendien aardedonker. Gelukkig is hier een omweg mogelijk. We laten de rugzakken staan en met onze zaklampjes doen we dus weer aan speleo. Er zijn hier een viertal van dergelijke spleten te doen, voor de liefhebbers. Voor kinderen een paradijs uiteraard, voor vermoeide wandelaars niet altijd even gewenst.
Sukkelen met de rugzakken in de vele nauwe kloven
Intussen doet mijn knie me al een paar uur duchtig pijn (na de zomer moet die meniscus echt geopereerd worden!) en mijn doorgezakte voet is al niet beter. Grrr! En zeggen dat Annette altijd met een zere poot rondloopt... dan mag ik nog niet klagen. Dus is het met een zucht van verlichting dat wij twee mankepoten in de buurt komen van ons kampeerplekje dat ik vooraf op Google Earth had gespot: een weide, ver weg van huizen of wegen. We vullen de waterzakken aan een zeer dubieus beekje bij (genoeg Micropur erbij) en klimmen uit de vallei naar het 40 m hoger gelegen plateau. We zijn nu bijna 13 km onderweg sinds Berdorf. Tijd voor iets anders dus: rust!
De weide is zeer geschikt, we beginnen de tent recht te zetten. Annette vreest dat er everzwijnen in het bos zitten, dat inderdaad op veel plaatsen omgewoeld is. Voor de grap doe ik een paar keer “knor knor” en exact 10 seconden later verschijnt er een hele bende baby-everzwijntjes. Nooit zo’n kleintjes gezien, het lijken eerder overmaatse hamsters. Schattig hoor! Wanneer ze tien meter van ons zijn, trippelen ze gauw uit het zicht, maar een minuut later zijn ze er weer! Oei, we hebben geen zin in een confrontatie met een boze Mama of Papa Zwijn (Annette weet daar alles van - ze werd ooit belaagd door zo’n beest) en dus rapen we gauw onze tent bij elkaar en installeren ons een paar honderd meter verder in het veld.
 Net voor het slapengaan
Vroeg in bed voor een nachtje met echte junglegeluiden, want vlak bij ons geven drie verschillende uilen urenlang van katoen.

Zaterdag 2 april 2011
Zoals beloofd door Sabine, is het heerlijk weer. Na het ontbijt zetten we onze tocht verder. Terug omlaag naar het mooie valleitje, en een kilometer verder staan we dan voor de keuze of we de “Extra tour C” erbij nemen of niet. Dat is wel 7 km extra, wat de totale Mullerthail Trail 2 tocht op zowat 38 km brengt. Toch maar doen. Achteraf wat spijt van gehad, want de nacht heeft weinig soelaas gebracht voor knie en voet en dat zal de rest van de dag grondig bederven.
Het gaat verder langs zeer schilderachtige valleitjes en overal weer die zandsteenformaties, in de meest grillige vormen, met donkere holten en spelonken. Heel mysterieus. Na een gigantische duizendjarige eik (stamomtrek minstens 6-7 meter) komen we in een klein dorpje, Altrier, waar we iemand aanspreken om ons drinkwater bij te vullen. Geen probleem, hij troont ons de garage in. Uit ’s mans kraan komt een troebel geelbruin vocht en hoe langer we het laten stromen, hoe bruiner het wordt. Bovendien is het warm water. Ik vermoed dat we zijn chauffage aan het aflaten zijn. Er vlak naast staat nog een kraan, deze geeft gelukkig normaal water!
De bewegwijzering is uitstekend. Het weer ook.
Vanaf hier is de wandeling speciaal voorzien op kinderen, met tal van opdrachten onderweg die we allemaal braaf uitvoeren. We verlaten nu het bos, en komen in weilanden met heel mooie vergezichten. Maar jammer genoeg wandelen we nu niet meer op een bospad, maar op een geasfalteerd fietspad, een oude spoorwegberm in feite (met tunnel en al). Moordend voor de knie en voet en dus moet ik om de kilometer stoppen...
We blijven vele kilometers lang op dergelijke verharde wegen, zeer rustig, dat wel, maar toch niet het echte vrije natuurgevoel. Het is slechts nadat we weer op de normale Mullerthail Trail zijn gekomen, dat we weer op paadjes stappen.
Een klaterend beekje, het is middag, tijd voor te eten, we profiteren van een bruggetje dat mooi in de zon staat om er onze tent over te hangen, die was vanochtend immers zeiknat van de condensatie na een koude nacht in een mistig weiland. Ze droogt zienderogen, intussen eten we onze boterhammetjes. Om 14u gaan we verder, door een breed en zonbeschenen valleitje. Bizarre rotsformaties, met rare namen als Daxelay en Einsidelei, weer honderden trappen op en af tot aan het dorpje Scheidgen.
Blij toch weer in een grot te zijn
De volgende kilometers zijn enig mooi, en het geluk kan niet op wanneer we een klein bronnetje passeren waar we onze watervoorraad kunnen aanvullen. Drinkwater is echt wel een probleem op deze trektocht, de meeste beekjes zijn van een lamentabele kwaliteit en bronnetjes zijn uiterst zeldzaam, want worden meestal gecapteerd.
De volgende vallei is heel breed, wel een halve kilometer. Bivakplaatsen zat, er zijn overal grote overhangende rotsen maar die liggen wel vaak bij het pad. Net dat we hier al veel volk hebben gezien; we lopen al twee dagen quasi alleen. We besluiten dus gewoon enkele tientallen meters te stijgen en vinden een mooie vlakke plaats, heel discreet. Het is 17 u, we hebben er vandaag 15,5 km opzitten. Voor een doorwinterde stapper een lacher, voor zo’n oud stel orthopedische patiënten meer dan genoeg! De matjes worden in de zachte beukenbladeren uitgerold en we ploffen neer voor een half uurtje verdiende platte rust. Vlakbij timmert een specht driftig op een boom, overal kwetteren en zingen de vogeltjes. Het is warm, echt T-shirt weer: dit is het leven. Met een aperitiefje en borrelnootjes zetten we de avond waardig in, daarna stellen we de tent op. Die avond spelen we Yahtzee tot het donker is. Dan onder de wol voor een verkwikkende nachtrust.
Dat noemen ze platte rust!

Zondag 3 april 2011
Om 7u30 staan we op, de vogels zingen zo luid dat verder slapen toch niet lukt. Onze kuiten zijn zo stijf als wat, dat zal aan die honderden (duizenden?) trappen liggen die we hier al hebben gedaan. Ontbijten en opkramen. De eerste kilometers gaat het door enig mooie bossen en valleitjes, daarna lopen we weer 50 meter hoger dan een drukke verkeersweg, de N11 naar Echternach. Het lawaai van auto’s en moto’s lijkt oorverdovend. Hoog boven Echternach draait het pad weer in de richting van ons vertrekpunt, Berdorf. We gaan hier door spectaculaire rotskloven zoals de Wolfschlucht die herinneringen aan mijn kindertijd oproepen. De zandsteen is hier zeer sterk gelaagd en geheel anders geërodeerd dan de rotsen die we gisteren zagen. Vanaf de Perekop, een 40 meter hoge rots die met ijzeren ladders te beklimmen is (ook weer een souvenir van toen ik een jaar of 7-8 was) krijgen we het mooiste stuk van de hele trektocht. De vallei richting Berdorf is schitterend. Een klein beekje heeft hier een soort canyon doorheen het zandsteen gegraven. De rotsen zijn nog vreemder en mysterieuzer, de vegetatie nog overvloediger. Ik betrap me erop mijn 280ste foto te maken! En zeggen dat we vroeger met een rolletje van 36 dia’s zo’n driedaagse “coverden”. Dit stuk is puur genieten. We komen hier ook nogal wat andere wandelaars tegen, doch allen dagjesmensen, aan de mini-rugzakjes te oordelen.
Magnifieke vallei naar Berdorf
Nabij Berdorf volgt nog een laatste attractie: het Hollay, een grote kunstmatige grot. Een zandsteengroeve, waar destijds zandsteen werd uitgehouwen om huizen te bouwen, of om er molenstenen van te maken. De grote ronde afdrukken van deze laatste zijn overal te zien. Rondom het Hollay zijn er zo vele grotten (ideale bivakplaatsen!), in één ervan is een klein amfitheater gemaakt.
In het Hollay, een uitgehouwen grot
Onze tocht nadert zijn einde, we zien de kerktoren van Berdorf in de verte... en dan openen de hemelsluizen zich even voor een plensbuitje. Net genoeg om flink nat te worden. De laatste kilometer is weinig interessant, in Berdorf valt weinig te beleven. De auto staat er nog (altijd fijn), het is rond 14 u wanneer we een punt zetten achter de laatste en kortste etappe (10,4 km).
Het was een zeer fijne trektocht. Smaakt naar meer!
Links
Groot fotoalbum met een selectie foto's van onze driedaagse:
https://picasaweb.google.com/paul.de.bie/MullerthalTrail2#
De Mullerthal Trail, officiële site:
Site waar je alle "trails" als Google Earth (of ander trackformaat) kan downloaden:
http://www.tourfinder.net/de/wander/tour/browse/area/415/index.html
Spéléo in GD Luxembourg van Jack London:
Kaart (is een foto dus niet zo scherp)
Kaart Mullertal Trail 2

Opmerkingen & Tips
Je kan de tocht in gelijk welk dorp aanvatten waar de wandeling passeert. Berdorf of Mullerthal zijn goede keuzes. Rustiger dan Echternach, ook om de auto achter te laten.
De Mullerthal Trail 2 is een circuit van 33 km. Je kan het uitbreiden met de "Extra tour C", dan komt er zowat 6,5 km bij. Echter dit is m.i. geen must; je loopt daar hoofdzakelijk op hard wegdek. Wij deden de tocht in 3 dagen (in feite 2,5 want de eerste dag vertrokken we pas om 12u, en de derde dag waren we om 14u weer aan de auto) maar goeie stappers kunnen het natuurlijk in minder tijd doen ook. Toch is het een relatief zware tocht voor knieën en kuiten, je doet minstens 1000 hoogtemeters, voortdurend (hoge) trappen op en af.
Kamperen mag niet, bivakkeren evenmin. Maar er zijn plaatsen zat om het discreet toch te doen. Je kan ook gewoon onder een overhangende rots slapen, die zijn er met massa's. Drinkwater is een probleem. Je hebt minstens 3 liter per man/dag nodig, in de zomer mogelijk meer. De meeste beekjes zijn vervuild (om niet te zeggen riolen) en bovendien heel klein van debiet. Profiteer van de dorpjes waar je doorkomt om gewoon ergens water te gaan vragen (of bv. op camping in Mullerthal of Berdorf). Als je toch water uit een beekje of bron gebruikt, doe er dan Micropur in of gebruik een kathadynpompje.
Een beetje jammer is dat je op je trektocht nooit heel ver weg bent van dorpjes of wegen. Dus kies je slaapplaats 's nachts ver genoeg daar vandaan.

zaterdag 12 maart 2011

Huttenprospectie in de Vogezen

De rest van Speleoclub Avalon zit voor 5 dagen in het Zwitserse Leysin, om daar de Gouffre du Chevrier te gaan doen. Kamperen in tentjes op 1300 m hoogte in de sneeuw, en dat voor een grot die Annette en ik al gedaan hebben, en bovendien zijn ze al met genoeg (zelfs teveel?) volk... Nee, daar zouden we alleen maar in de weg lopen of koulijden. Dus na bijna een mensenleven lang zowat elk weekend onder de grond te hebben doorgebracht, was het tijd voor iets anders. Laat die grotters maar met hun natte sokken aan de Zwitserse bodem vastvriezen; Paul en Annette gaan op stap in de Vogezen!

Het idee kwam op als hete kak - voor zover deze Antwerpse uitdrukking iemand iets zegt - d.w.z. op het laatste moment én hoogdringend. Terwijl we normaal een stel controle-freaks zijn die alles van tevoren haarfijn uitstippelen, weten we nu tot op het moment van vertrek zelfs nog niet wààr we onze trektocht zullen aanvangen! De rugzakken worden dan ook slechts de avond voordien gauw-gauw volgepropt, zonder veel oog voor gewicht en/of inhoud, en dat laat zich voelen... ruim 18 kg zonder de sneeuwschoenen (+2 kg).

De club-MSR ligt al vele jaren op 600 m diepte in ons ondergronds bivak in de Pyreneeën, dus wordt nog ’s avonds laat een oude Peak One benzinebrander opgekalefaterd. Degelijk en krachtig ding, maar veel te zwaar en benzinedorstig.

 

Donderdag 3 maart 2011

Col de Bramont - Abri de Hinter Bockloch (6,7 km)

Om 8 u vertrekken we, samen met de dolle meute van pendelaars die elke ochtend persé van Antwerpen naar Brussel willen/moeten kruipen. Eens Brussel voorbij rijdt het vlot. Doel zijn de Vogezen, een uur of vijf rijden. Al rijdend stippelen we onze tocht uit. Nu, we zijn nu ook weer niet helemaal als kiekens zonder kop vertrokken, we hebben sedert eergisteren van Bart wat stafkaarten gekregen, en vooral de link naar deze uitstekende hiking site waarop wat winterse Vogezentochten worden verhaald. Die heb ik nog gauw afgeprint en ze worden nu al watertandend doorgelezen. Bovendien kon op die site een lijvig document worden gedownload, samengesteld door ene Joery Truyens, aka "den Dzow", met daarin een beschrijving van liefst 89 vrij toegankelijke hutten in de Vogezen. Bij deze dank ik overigens “den Dzow” op mijn blote knieën want zonder die informatie waren we ongetwijfeld bij -30°C doodgevroren in ons tentje.

Die hutjes-historie intrigeert me zeer. Tientallen hutjes, vaak voorzien van kachel en al, en dat zomaar vrij en gratis en voor niks toegankelijk, waar kom je dat tegen? Daar moeten we het fijne van weten. De rode draad van onze vierdaagse krijgt vorm: we gaan het nuttige aan het aangename paren; voor een keer zoeken we geen grotten maar wel hutten. Een tent nemen we zelfs niet mee, dat bespaart ons taferelen zoals op onze winter-expé van vorig jaar in de Pyreneeën waar we 's ochtends de tenten uit de sneeuw moesten uitgraven (zie http://scavalon.blogspot.com/2010/03/anialarra-winter-expe-2010.html voor een verslagje of https://picasaweb.google.com/paul.de.bie/AnialarraWinterprospectie2010# voor de foto's). Maar uiteraard zijn we wel voorzien op een noodbivak, mochten alle hutjes dicht of volzet zijn…

Woensdag had ik dat huttendocument nog in het klein afgedrukt, en netjes gebundeld tot een pocketboekje, zodat we het gewoon konden meenemen. Echter, zoveel hutjes, we zien even door het bos de hutjes niet meer! De Vogezen zijn groot, wààr juist liggen die dingen in godsnaam? De coördinaten waren in vrij onhandige graden, minuten, seconden uitgedrukt. Een uur was nodig om ze allemaal om te zetten naar het handigere UTM32/WGS84 formaat, vlotter om werken met de GPS want metrisch, en direct afleesbaar op moderne stafkaarten die voorzien zijn van een UTM-rooster. Met wat mumbo-jumbo had ik gisterenavond alle 89 hutten naar Google Earth geëxporteerd, zodat ik nu een zicht heb op waar de grootste concentratie ligt. Dat blijkt (ondermeer) in de omgeving van La Bresse en Bussang te zijn. Mooi zo: wij daarheen.

La Bresse is zo een typisch ski-oord en wie ons kent weet dat we een gezonde aversie hebben tegen alles wat naar "piste"-skiën ruikt (ik maak even abstractie van toerskiën of langlaufen), want er is geen ander tijdverdrijf te bedenken waarvoor zoveel natuur moet sneuvelen als dat. In de straten van La Bresse zien we idioot uitgedoste mensen met hun skilatten onder de arm en hun skihelmen en -brillen al op – alsof de sneeuw hier al begint – terwijl het hier wel zomer lijkt.

Als we de Col du Bramont oprijden, zijn we toch wat ongerust want er is werkelijk geen vlok sneeuw te bespeuren. Rond 14u parkeren we de auto op de Col en tot onze opluchting ligt er hier en daar toch wel een plek harde, bevroren sneeuw.

Vertrek op Col du Bramont

Humm een meevaller dat we tot hier geraakten, want 958 m hoog en (denk ik) in de winter zonder sneeuwkettingen niet te berijden. Het weer kan alvast op onze instemming rekenen: stralende zon bij een temperatuurtje van rond het vriespunt. Echter we hadden niet echt een idee van hoe het weer zou evolueren (nogmaals: zo slecht voorbereid zijn we nog nooit op reis geweest!) en dus gaan regenjas en regenbroek ook maar in de rugzak. Over die sneeuwschoenen staan we ook in twijfel, want hier ligt toch niet veel sneeuw. Toch maar meenemen, want een paar honderd meter hoger kan het er helemaal anders uitzien. Dat hadden we vorig jaar, op onze wintertocht in de Pyreneeën, ook mogen ondervinden.

Allez hop, wij op weg, het is bijna 15u in de namiddag. De tripteller van de GPS wordt op nul gezet. De ambities zijn niet hoog, het vrouwtje met een manke voet en het mannetje met een manke knie: voor niks goed al die speleo! We zullen wel zien waar we geraken, hutten om te overnachten zijn er toch zat en ze liggen meestal slechts 2 à 4 km uit elkaar. Eerste doel is de Col de la Vierge, 2 km verder en 100 m hoger. De weg (normaal een asfaltweggetje) is wit van oude en hard bevroren sneeuw en loopt goed, de sneeuw knerpt onder onze schoenen. Links en rechts van de wegen zijn de vele riviertjes bevroren: leuk, zo zien we toch nog stalactieten… van ijs weliswaar. Het zonnetje doet zijn best, we zijn moederziel alleen: dit is genieten, ver weg van die clownesk uitgedoste bende in La Bresse die denkt dat ze een natuursport beoefent door zich omhoog te laten slepen op een berg en vervolgens van een vol kunstsneeuw gespoten piste te glijden.

Aan de Col de la Vierge staat de Abri de l’Union ons op te wachten. “Abri” is nogal oneerbiedig, dit is meer een huis. Even de deur openduwen: een grote kamer met tafels, banken en een open haard. Maar de betonnen vloer is vochtig en vuil en het is er al bij al niet zo gezellig. Wat te groot voor ons tweetjes, en bovendien: met zo’n open haard stook je vooral de omgeving warm, maar niet de kamer. Verder maar, langs de Route Forestière de la Vierge, in zuidelijke richting dus. De 100 m hoogteverschil maakt dat de sneeuw hier flink dik ligt, dus de sneeuwschoenen worden aangetrokken: oef, 2 kilo minder op de schouders, en we zijn blij dat we dan toch nog in de sneeuw zijn beland. Beetje jammer dat het oude, harde sneeuw is en dat er ook zo goed als niks meer in de bomen hangt. Maar niet getreurd: het is zo wel minder feeëriek, maar stukken gemakkelijker om te stappen.

Twee kilometer verder, een andere hut: de Abri de Blanc Murgers. Ze ligt wat naast de weg, een beetje verscholen in het bos. Deze is al heel wat sympathieker; de houten hut is in twee gedeeld. Het rechterdeel is afgesloten, het linkerdeel vrij toegankelijk (dit zullen we de komende dagen nog bij vele hutten zien: ze zijn meestal gebouwd door de bosbeheerders of de gemeente, die er "hun" deel van reserveren). Klein maar gezellig en er staat een gloednieuwe kachel te pronken. Ongelooflijk, in België was die kachel binnen de drie dagen van eigenaar gewisseld (gepikt, voor de goede verstaanders), hier stond dat gewoon ter beschikking en dat bleef ook zo. Voor een verblijf met maximum 3-4 man is dit echt een leuk hutje, en we besluiten het in gedachten te houden. De zin om er nu al te blijven is er wel, maar het loopt nog maar tegen vieren, we hebben een ander doel: de Abri de Hinter Bockloch. Volgens de beschrijving “zeer degelijk” en volgens de foto een echte blokhut.

De weg erheen daalt weer flink, de sneeuw verdwijnt als …nu ja, sneeuw voor de zon en dus vliegen de sneeuwschoenen weer uit: een ritueel dat we de komende 3 dagen nog vaak zullen herhalen. We vervoegen nu de GR531, die we ook morgen willen volgen. De zon gaat intussen stilaan onder, het vriest nu flink en het is oppassen geblazen op de spekgladde paadjes, die door kleine riviertjes in ijspistes zijn veranderd. Tegen 17u30 komen we aan het hutje (GPS km 7,6), dat zeer idyllisch ligt, naast een klaterend beekje met prachtige bevroren watervalletjes. Het droomhutje zelf blijkt minder geschikt. Het is piepklein, een zeer gammele kachel neemt 1/3 van het interieur in, en de tafel (een schijf van een beukenboom) blijkt op Smurfenmaat te zijn. Het is er vrij smerig, in een hoek ligt allerlei afval en rottend hout. Maar vooral: het is er ijskoud en gauw blijkt waarom: tussen het dak en de zijwanden van de hut, is een spleet van zowat een decimeter hoog waar de wind vrij doorheen jaagt. Dat maakt slapen op de zolder (en eigenlijk is er enkel daar plek om te slapen), alvast tot geen optie, dan kun je evengoed buiten gaan liggen. ons gezellig hutje

Intussen schemert het, een volgende hut halen we niet. Hout sprokkelen dus, en de kachel aansteken. Die zoals verwacht langs alle mogelijke roestgaten en scheuren rookt, maar zo goed als geen warmte produceert (de bedoeling van de spleet tussen dak en muren wordt ons duidelijk: een uitweg bieden aan de dichte walm die in een mum van tijd het kleine interieur vult). Ondanks de tegenvallende calorische prestaties van de kachel, wordt het best een gezellige avond.

Water om te koken (voor zover we vriesdroogvoedsel moeten “koken”) en te drinken is er à volonté, de beek naast de hut is glashelder. Intussen leren we van een bordje op de muur dat deze blokhut is opgetrokken van materiaal uit dit woud. Balken en planken zijn ter plaatse met de kettingzaag uit boomstammen gezaagd. We kijken nu met wat meer respect tegen onze verblijfplaats aan.

Bedtijd... de kachel aanhouden is zinloos, hij produceert geen warmte, maar vooral rook en CO. Hoewel, voor een CO-vergiftiging moeten we in dit tochtig tuinhuis niet echt vrezen.

Ik kies een strategische plek op de bank, Annette op de vloer. Het kwik gaat die nacht flink onder nul, en onze slaapzakken zijn daar niet echt op voorzien (wat oudere Northface Snowshoe 0°C Comfort) maar dankzij de fleece binnenzakken die we ook bij hebben, overleven we de nacht probleemloos.

 

Vrijdag 4 maart 2011

Abri de Hinter Bockloch - Refuge des Roncis (14 km)

We worden gewekt door de stralende zon die de hut langs het kleine venstertje binnen schijnt. Rond 10 u gaan we op stap voor de volgende etappe, nadat we de hut heel wat properder hebben achtergelaten dan we ze hadden gevonden, én met een houtvoorraadje voor de volgenden.

We moeten ongeveer 1 km van onze weg van gisteren terugstappen, om weer op de GR531 te geraken. Doel is de Grand Ventron (1204 m) en het paadje erheen is enig mooi. We volgen de crête, doorheen het bos, met diepe sneeuw (dus sneeuwschoenen aan), tot aan de oriëntatietafel op de top. Ondanks het schitterende weer, is het net in de richting van de Alpen wat mistig zodat we tal van beroemde Zwitserse vierduizenders (de Eiger, Matterhorn, Grand Combin enz) er moeten bijfantaseren.

De Ventron is het hoogste punt van onze tocht, dus op meer sneeuw dan hier moeten we de komende dagen niet rekenen. Het stramien is duidelijk: op de noordflanken begint de sneeuw op 950 meter, op de (zonbeschenen) zuidflanken vanaf 1050 à 1100 m.

Nabij de Grand Ventron

Vanaf hier dalen we af naar de Auberge de la Chaume, die gesloten blijkt (jammer want we hadden lopen dromen van een warme choco) maar waar we voor het eerst 4 andere wandelaars zien. Over de koppen loop je niet, in de Vogezen! Gauw een wafeltje binnensmikkelen en wat hete thee drinken (de inox thermos van 0,5 liter, die ik gisteren nog op het laatste moment uit de auto had meegegraaid, zouden we niet graag hebben moeten missen), en dan op weg naar de Refuge des Places. Lange dalende bosweg, zakken tot onder 900 m (sneeuwschoenen uit dus) om aan die refuge te komen (km 12,6). Die ziet zwart van het volk, want ze blijkt via een asfaltweg bereikbaar en is door een groot gezelschap Fransen (13 auto’s !) uitverkoren om een gezellige namiddag in door te brengen. Deze hut, ook weer een huis in feite, hebben we dus niet “geïnspecteerd”.

In de zon is het heerlijk warm, het is 13 u en dus tijd voor onze boterhammetjes. Daarna weer op weg, weer stijgen naar een topje “l’Orbi”. Dit is het meest zuidelijke punt van onze tocht, vanaf hier gaat het weer noordwaarts, vrij steil omhoog tot aan de Chalet Vaxelaire die op 1006 m ligt. Schitterende houten hut, ook in 2 aparte vertrekken verdeeld met elk hun kachel! Beide kamers zijn open: hier kun je makkelijk met 2 groepen van elk een man of 5 in terecht. De afwezigheid van een bron of riviertje is dan weer een minpunt. Het is te vroeg om te stoppen, verder dus. We gaan de boer op (eigen schuld, de wandelpaden zijn uitstekend gemarkeerd in de Vogezen maar je moet wel je ogen open houden) en eindigen door met de GPS doorheen het bos te “bunken” richting van onze volgende hut, de Chalet des Harengs op 1081 m hoogte (diepe sneeuw).

Deze chalet ligt bijzonder goed verscholen in het bos, we moeten er echt naar zoeken. Volgens de beschrijving een “boshut in slechte staat”, maar in feite was dat helemaal niet zo. Dit is de enige hut die we zagen waarin een echte slaapkamer is met stapelbedden (4 plaatsen). In feite zijn de meeste hutten helemaal niet bedoeld om te overnachten, dus wie dat wel doet moet op de vloer gaan liggen en dat is bijna steeds een betonnen of stenen vloer...die diepgevroren is uiteraard. Warm is anders. In de voorkamer van deze hut staat ook een tafel en banken, en een kacheltje. Wat ons betreft is deze hut “tamelijk goed in orde”.

We zijn toch wel moe, knie en voet doen lastig maar opnieuw datzelfde dilemma: veel te vroeg om te stoppen. De volgende hut ligt echter een flink eind verder, ten einde een lange piste die we machinaal aftjokken. Veel dalen ook, van 1030 m naar 760 m. We voelen nu duidelijk dat onze rugzakken toch wel wat aan de zware kant zijn voor dit soort tochtjes. Met alle prutsen die er op het laatste moment nog bij waren gestoken, en die vermaledijde sneeuwschoenen die we intussen al honderdduizend keer aan en uit hebben getrokken, zit ik ruim aan 21-22 kg. Dat moet een volgende keer toch wel wat lichter kunnen! We bereiken onze bestemming, Refuge des Roncis (km 20,7) rond 16u30 en dat werd tijd ook!

Deze hut, gelegen aan een beekje, blijkt echt perfect voor ons. Een leuk klein houten hutje, met de obligate stenen vloer weliswaar, maar een grote gietijzeren kachel en een enorme voorraad hout. Hier ligt zeker een kuub gekloofd hout gereed, en een stapel verzaagde paletten. Ongetwijfeld wordt deze hut wel vaker door houthakkers of boswachters gebruikt. Binnen is er plek om een man of 4 (in noodgeval 5) te slapen te leggen. Een zeer tochtvrije hut ook, dubbelwandig en gauw blijkt dat de kachel deze kleine hut in geen tijd tot een sauna kan omtoveren. Onze kaarsen worden aangestoken en met onze zere voeten vlakbij het warme vuur komen we rustig op onze positieven. Buiten valt de schemering in en begint het weer flink te vriezen. Maar dat deert ons binnen bitter weinig, integendeel; de eerste uren van onze slaap is het gewoon te warm in onze slaapzakken. Pas wanneer de kachel zachtjes tikkend uitdooft, wordt het wat aangenamer, om tegen de ochtend aan ronduit onaangenaam fris te worden... Vrouwlief klaagt over koude voeten en krijgt mijn geheim wapen: kleine zakjes met "warmhoudpoeder" om in de sokken te stoppen. It's magic!

Zaterdag 5 maart 2011

Refuge des Roncis – Abri de l'Union (14 km)

Om 7u kruip ik even uit de slaapzak om de kachel aan te steken, dan nog een uurtje pitten, zodat we warmpjes kunnen ontbijten. Rond tienen zetten we onze trektocht verder. Het weer is opnieuw fantastisch. We willen eerst naar de Chalet du Mur des Granges, maar het bos lijkt wel doorploegd te zijn door een bataljon tanks. De houtvesters zijn hier flink bezig geweest, en de zware machines waarmee ze de bomen uit het bos sleuren, hebben in alle richtingen de paadjes omgevormd tot 5 meter brede greppels van modder en (bevroren) plassen. Toch wel weer verbazend hoe economische motieven het telkens weer halen van de ecologische. In sommige stukken van de Vogezen mag je nog geen voet naast het pad zetten of een bloemetje plukken, in andere stukken (de meerderheid zo lijkt me) wordt er naar niks gekeken.

Al die wegen brengen ons flink van de wijs en we gaan weer eens de boer op. Wanneer de hoogtemeter ons vertelt dat we al op 850 m zitten, terwijl ons eerste doel op 728 m ligt, beseffen we onze fout. Dan maar weer doorheen het bos, schuin zakkend.

Zonder veel problemen hervinden we de juiste weg, en komen we aan een brede asfaltweg en een grote privé gite van de Club Vosgien Cornimont. Dit is duidelijk niet de Chalet du Mur des Granges, wel de Refuge du Mur des Granges. De coordinaten in "den Dzow" zijn boekje kloppen niet en zo evenmin het plannetje. De "echte" chalet ligt een eind verder, niet op ons traject dus deze hut ontsnapt aan onze keuring.

Ons volgend doel is de Chalet du Croix Louis. Een flink eind omhoog, want we zijn intussen gezakt tot 728 m en de Croix Louis ligt ruim 300 m hoger. Doch niet getreurd want het paadje zigzagt omhoog door een prachtig bos, en de zon lijkt weer te denken dat het al zomer is.

De Chalet du Croix Louis is een superhut. Heel groot, proper, een splinternieuwe kachel en een bronnetje. De GPS zegt "km 26" sinds ons vertrek donderdagnamiddag. Het is intussen tegen enen, we zoeken een sneeuwvrije plek achter de hut, in de zon en eten er uitgebreid. Al gauw lig ik in het gras te soezen; de verleiding om hier gewoon een lange siësta te houden is groot, maar we hebben nog een flinke weg af te leggen. Hoe flink zouden we pas later op de dag weten…

Ons doel is vanavond in een hut te slapen die niet te ver van de auto ligt, zodat we de ochtend erop aan de auto kunnen passeren, onze zware rugzakken grotendeels leegmaken, om de zondag wat relaxter te kunnen wandelen. De Abri du Rouge Mousse lijkt daarvoor geschikt. We moeten daarvoor weer een flink stuk omlaag, aan een mooi ovaal meer: Lac des Corbeaux. Dat blijkt zowaar een hachelijke, om niet te zeggen levensgevaarlijke onderneming te zijn. De helling is zeer steil, 250 m lager ligt het witbevroren meer. Het is een noordflank, dus besneeuwd en het paadje dat omlaag zigzagt is totaal verijsd. Met een zware rugzak en zonder crampons (die hadden we nu eens niet bij, zie!) is dit levengevaarlijk, een slippertje kan resulteren in een dolle bobsleerit van een paar honderd meter omlaag, met her en der obstakels: rotsblokken of bomen. Heel voorzichtig proberen we zoveel mogelijk naast het ijspad te blijven, en trapjes te stampen in de harde sneeuw. Gelukkig hebben we wandelstokken om ons evenwicht te helpen bewaren, anders zou dit onverantwoord zijn geweest. Finaal bereiken we zonder kleerscheuren de Roche du Lac, die het meer domineert. Vanaf daar volgt nog een traverse langs een besneeuwde richel, gelukkig van een staalkabel voorzien. 

Gevaarlijke afdaling op verijsd paadje

Oef, we leven nog. Het paadje gaat over in een brede piste, een kilometer verder bereiken we de Abri Rouge Mousse. Grote hut, met een zolder om op te slapen maar één van de luiken ontbreekt, dus erg fijn zal dat dan toch niet zijn. Voor ons twee is deze hut te groot, die krijgen we amper warm gestookt.

De volgende hut, 2,5 km verder, is de Abri de l'Union, die we donderdag als eerste tegenkwamen maar ons niet zo geschikt leek. We herinneren ons de gezellige hut "Blancs Murgers" die nog een km of 2 verder ligt dan de Union, en besluiten naar daar te gaan. Da's wel nog 4,5 km stappen dus, en we wilden het vandaag wat kalmer doen dan gisteren: daar zal dus niet veel van in huis komen.

De Route Forestière de la Vierge is nogal eentonig en stijgt continu. We bereiken de Abri de l'Union, laten hem links liggen, gespen de sneeuwschoenen weer aan en stappen dapper door naar "onze" Blanc Murgers. Wanneer we de hut in het vizier krijgen, murmel ik nog: "oef… ik zou echt niet verder meer geraken vandaag!", maar wanneer we de deur openduwen zit daar een trio jeugdige Duitse scouts. Die Germanen blijken zelf maar net gearriveerd te zijn, ze hebben de kachel zelfs nog niet aangestoken. Waren we maar een kwartier eerder geweest…! Vrij straf, drie dagen zwerven we hier rond en we hebben zegge en schrijven een handvol wandelaars gekruist.

Enfin, niks aan te doen, dit hutje is echt te klein voor 5 personen. Terug maar naar de Abri de l'Union, waar we een half uur geleden zijn gepasseerd! We komen er om 17u30 aan, volgens de GPS op km 34,7 wat betekent dat we vandaag ook weer 14 km hebben gedaan.

De ongezellige en vochtige hut is voorzien van een grote en slecht ontworpen open haard. Gelukkig ligt in het bos hout zat en we slepen een grote voorraad aan. Toch duurt het uren eer het gigantische vuur dat we in de haard stoken, enige warmte begint te geven. Maar eens er een grote stapel roodgloeiende as ligt, is het voor de haard niet meer uit te houden. Doch twee meter verder dampt onze adem, en drie meter verder geeft het ijs op onze sneeuwschoenen geen krimp: dooien doet het daar alvast niet. Tot overmaat van ramp steekt er buiten wind op en slaat de rook weer in de schouw. De deur van ons rokershol moet open en zo spelen we ons beetje warmte weer kwijt. Intussen loop ik wel 10 keer naar buiten om ons enige kookpotje vol sneeuw te scheppen, want water is hier nergens te vinden. De Peak One heeft er geen enkele moeite mee. We smullen onze droogvoeding binnen en eindigen met veel warme thee, want we zijn toch wel wat uitgedroogd geraakt.

We schuiven de twee tafels tegen elkaar en slapen voor de haard, met tranende ogen van de rook. Het venster blijft op een kier om genoeg zuurstof voor de haard te voorzien.

De haard gloeit urenlang na en de nacht is dan ook te warm in onze slaapzakken.

Voetjes opwarmen

 

Zondag 6 maart 2011

Abri de l'Union - Col de Bramont – Lac de Blanchemer – Col de Bramont (12,5 km)

Annette vindt 's morgens de moed om de haard weer aan te steken. Na het ontbijt hoeven we maar twee kilometer te stappen naar de parking aan de Col de Bramont. De zon is weer van de partij maar het is flink koud. Gelukkig, de auto staat er nog, de ruiten zijn nog heel (altijd toch een risico, je auto zo drie dagen achterlaten op zo'n godvergeten plek). We maken de rugzakken grotendeels leeg. Slaapgerief en die massa kleding zullen we niet meer nodig hebben. Weer twijfel over de sneeuwschoenen, maar de wetenschap dat we vandaag toch weer boven de 1000 m zullen zitten, aan de schaduwzijde, doet ons besluiten ze toch maar mee te nemen. Prachtig bevroren Lac de Blanchemer

Heel wat lichter beginnen we aan onze laatste tocht, een grote lus rondom het Lac de Blanchemer. We volgen weer de GR531, noordwaarts ditmaal, naar de Col de l’Etang waar ook een abri is, echter een halfopen afdak. Niet zo geschikt voor winterse overnachtingen dus. We klimmen flink omhoog, via de Chemin du Grand Bougre, weer boven de 1100 m en aan de noordzijde. Dus weer sneeuw à volonté. Dan afdalen naar het enig mooie Lac Blanchemer, dat zijn naam niet gestolen heeft: witbevroren. Prachtig gewoon. Waarom zijn we nooit eerder in de Vogezen gaan stappen? Na 50 keer in de (ondergrondse) Doubs  of Jura te hebben gezeten en dus evenveel keren door die Vogezen te zijn gereden, is dit in feite onvoorstelbaar.

Naast het meer ligt de Abri de Blanchemer, best bruikbare hut waarvan de helft afgesloten is. Geen kachel maar een haard. Middageten, en dan verder het meer rond en langs de Chemin des Italiens tot aan de Chalet Machey. Ook weer zo een hut waarvan één helft op slot is. Wat gammele kachel en niet zo groot. Nog even op de tanden bijten voor de laatste etappe, weer terug naar de auto aan de Col du Bramont. We arriveren daar om kwart over vier. De GPS vertelt ons dat we in totaal 47,2 km gestapt hebben, in iets minder dan 21 uur (bij elke halte werd de GPS plichtsbewust stopgezet). We zijn daar best tevreden mee, het is veel meer dan we hadden denken te doen, op 3 en 1/4 dag, en met onze krottige voeten en knieën. De goede sneeuwcondities, en het ontbreken ervan op lagere hoogte, zijn daar natuurlijk niet vreemd aan.

De laatste avond brengen we weer door in de Abri des Roncis, want ik heb gezien dat het mogelijk is om er met de auto vlakbij te geraken (ook weer omdat er geen sneeuw ligt). Ditmaal hebben we niks te kort qua eten en drinken. We stoken de kachel nog eens gloeiend heet en maken er nog een gezellige avond van. Het was een zeer geslaagde eerste kennismaking met de Vogezen. Toegegeven, de weersomstandigheden waren ideaal, een volgende keer zullen we misschien wat minder geluk hebben.

 

Foto's

 

Hier een link naar een Picasa fotoalbum met foto's van onze vierdaagse tocht.

Ons parcours

Hier een link naar een Google Earth KML bestand met daarop (ruwweg) ons parcours en de bezochte hutten.

Kaarten

3619 OT Bussang/La Bresse en 3618 OT Le Honneck/Gérardmer

De hutten

Enkele correcties/aanvullingen op het document van Joery. Ik probeer telkens aan te geven of er water in de nabijheid is (niet onbelangrijk) en met hoeveel man je er kan slapen.

  • Blanchemer (Abri Forestier du Lac de) : er is geen kachel maar een open haard. De helft van de hut is afgesloten. Water genoeg (een stuwmeer!). 4 personen.
  • Blanc Murgers (Refuge des): gloednieuwe kachel. De helft van de hut is afgesloten. Geen water. 3-4 personen.
  • Col de l’Etang (Abri du): quasi geen slaapplaats want gefixeerde tafel en bank.
  • Croix Louis (Chalet de). Nieuwe kachel. Kleine bron (maar onzeker of deze in de zomer loopt). 10 man.
  • Harengs (Chalet des). Houten boshut in redelijke staat. Aparte slaapkamer met twee stapelbedden (dus 4 slaapplaatsen + nog 2 op de grond). Geen water.
  • Hinter Bockloch (Refuge du): “zeer degelijk” is deze hut allerminst. Heel klein en tochtig, de 4 slaapplaatsen op zolder zijn ongeschikt voor een winterbivak. Kachel is vrijwel onbruikbaar. Water genoeg want aan riviertje. Voor 2-3 man.
  • Machey (Chalet de): De helft van de hut is afgesloten. 4 à 6 personen. Geen water.
  • Mur des Granges (Chalet du). Op de kaart in Joery’s document staat de verkeerde refuge aangeduid (die van de Club Vosgien). De coordinaten kloppen evenmin, de juiste hut zou bijna 800 m meer westelijk liggen ( UTM32/WGS84 X=342,191 km Y=5315,568 km) doch dit hebben we niet op het terrein kunnen nagaan.
  • Places (Refuge des): naast asfaltweg en grote parking, dus meer kans op andere groepen. Niet binnen geweest. Riviertje vlakbij. De coordinaten kloppen niet, de refuge ligt ruim 300 meter meer westelijk (en wel op UTM32/WGS84 X=343,647 km Y=5312,618 km)
  • Roncis (Refuge des): 4 personen, water genoeg want aan riviertje. Vrij comfortabel.
  • Rouge Mousse (Chalet de): minstens 6-8 slaapplaatsen op zolder en evenveel beneden. Maar de zolder is zeer koud en er ontbreekt een vensterluik (open gat). Nieuwe kachel. Geen water.
  • Union (Refuge de l’): geen kachel maar een open haard. Zeer spartaans uitgerust. 6 à 8 personen. Geen water.
  • Vaxelaire (Chalet): 8 à 10 personen. Twee vertrekken, elk met een kachel. Geen water.