dinsdag 30 maart 2010

Kermit de kikker

‘t Is weer lente en daar ben ik niet treurig om. En nu ik (veel) meer vrije tijd heb, kan ik me eens bezighouden met onbenulligheden zoals daar zijn: naast de tuinvijver gaan zitten wachten met het fototoestel in aanslag.

We hebben een kleine tuinvijver en die krioelt van het leven. Het is nu nog wat te vroeg voor de plantjes, maar binnen enkele maanden sieren purperen en gele lissen, waterlelies, waterranonkels en ander groen ons vijvertje. Nu hebben de bruine kikkers vrij spel. Een hele winter waren die verdwenen, Joost mag weten waar ze zich verstoppen. Naar het schijnt, ingegraven in de modder van de bodem van de vijver. Vorige winter, toen een strenge vorstperiode het vijvertje bijna compleet had doen dichtvriezen, dobberden er enkele weken na het dooien wel 20 dode, opgezwollen kikkers rond. Smakelijk! Slechts enkele exemplaren hadden het overleefd, maar ze zorgden in de zomer van 2009 wel voor een enorm nageslacht. Veel teveel kikkers voor zo’n klein vijvertje, maar we dachten “ach de natuur regelt dat wel”. Maar voorlopig hebben de reigers ons vijvertje nog niet ontdekt.

Dit jaar – ondanks de strenge winter – bleek onze voltallige kikkerpopulatie het te hebben overleefd. Van zodra het lentezonnetje er vorige week doorkwam, schoten ze wakker, en wat doet een kikkermannetje dan, dat een lange koude winter op droog zaad heeft gezeten? Juist ja: al kwakend proberen een knap kikkertje te versieren en dat zo gauw mogelijk te beklimmen.

Van ver zie je ze amper

Hier heb ik de snoodaards even omcirkeldDagenlang reeds zijn die kikkers daar mee bezig. Je moet de vijver voorzichtig naderen, en dan zie je tientallen oogjes boven water uitsteken en hoor je hun gekwaak (gelukkig kwaken ze discreet en beschaafd, tot nu toe nog geen problemen gehad met de buren). Van zodra je te dicht komt,  begint het wateroppervlak te bruisen wanneer wel 40 dikke kikkers haastig een veilig onderkomen zoeken. Geduld hebben, is dan de boodschap. Een kwartiertje stilzitten en dan komen de eerste waaghalzen alweer boven. Een kikker is koudbloedig en doet niets liever dan zonnebaden. Soms zitten ze wel met zijn tienen op een plankje dat daarvoor speciaal in de vijver drijft.

Parend koppeltjeDe parende kikkers vormen koppels (mannetje boven, zo hoort dat) die urenlang verstrengeld blijven. Het mannetje omklemt met zijn poten het vrouwtje en drukt de eieren als het ware eruit. Een vrouwtje legt zo wel duizenden eieren, kleine bolletjes die gauw water opslorpen en een soort gelbolletjes vormen: het welbekende kikkerdril. Zo een kluwen kikkerdril weegt al gauw een halve kilogram, voor een volume van een halve liter… per kikker! Binnen de paar dagen zat er zoveel kikkerdril in de vijver dat de kikkers nog amper konden rondzwemmen. Ik had al visioenen van tienduizenden kleine schattige kikkertjes die binnen een jaar ook allemaal een hand groot zouden zijn. En wetende dat kikkers wel 10 tot 15 jaar oud kunnen worden, heb ik het grootste deel kikkerdril er maar uitgehaald en in een nabijgelegen gracht in de buurt gaan zetten.

Kikker temidden van kikkerdrilNaar het schijnt, weten kikkers in welke plas ze geboren zijn, en willen ze daar later steeds naar terug komen. Ik ben eens benieuwd, afwachten dus of er later een kikkertrek op gang zal komen, van de plas in het park naar onze tuin!

Niet alleen de kikkers zijn weer wakker. Ook de geelgerande watertor is er weer. Die is vorig jaar uit het niets verschenen en gedijt goed. Het is een prachtig insect, één van de grootste kevers van Europa, zelfs (kan tot 3,5 cm lang worden). En het is een roofdier, dat zich vergrijpt aan kleine visjes en jawel… kikkervisjes. Binnen enkele weken zal die kever zich een indigestie kunnen eten want dan zwemmen er wel duizend dikkopjes rond. Verbazend weetje: zelfs dit insect kan wel 5 jaar oud worden!

Geelgerande watertor

Kortom, het is een en al genieten in ons tuintje. De krokussen, paasbloemen, de Magnolia van de buren: alles komt tot leven. Zo ook de ligusterhaag, en de gazon, bedenk ik me nu plots… dat wordt weer werken.

Oh ja, mocht er iemand  wat kikkers willen voor zijn tuinvijver, geef dan maar een seintje.

dinsdag 16 maart 2010

Realiteit of fictie

Kritisch ingesteld, dat ben ik. Duw mij een krantenartikel onder mijn neus, vertel mij een straf verhaal of citeer wat cijfers, en de argwaan slaat al toe. Sommige mensen kan je alles wijsmaken (en ik ken zo enkele zeer dankbare slachtoffers), mij (meestal) niet. Zo’n kritisch ingestelde geest is geen zegen hoor, om maar een voorbeeld te geven: het is een pretbederver bij het bekijken van films. Hoe vaak heb ik mijn aan het scherm gekluisterde huisgenoten al niet de gordijnen ingejaagd met vervelende opmerkingen, waarop dan steevast iets werd geroepen in de trant van “Pa het is maar een film hé! En laat ons nu verder kijken”.

Maar na het zien van “Avatar” gisteren, weet ik het ook niet meer. De grens tussen fictie en realiteit is er niet meer. Ze was al flinterdun geworden de laatste jaren, maar nu is ze echt wel definitief weg.

De Metropolis is niet echt mijn lievelingsbioskoop maar om Avatar in 3D te zien, moesten we wel naar daar. Peperdure tickets (11 Euro, nota bene!) en godbetert genummerde plaatsen zo ergens opzij in de zaal. Daaraan doen we niet mee (onder het motto: wie eerst komt, mag op zijn minst zelf een goede plaats uitkiezen), dus we kozen prompt de plaats die ons het beste leek: achteraan in het midden. Altijd leuk, zo’n systemen saboteren. Want daarna klopt er dus niks meer van hun door de computer berekende zaalindeling en lopen er overal mensen rond met een wanhopige blik van “er zit iemand op mijn stoel, wat nu?”

De 3D-brillen waren vuiler dan de ruiten van mijn auto en dat wil al iets zeggen. De krengen wogen bovendien als lood op je neus, en bestonden in één niet-aanpasbare maat. Kleine kop of dikke kop, brildrager of niet: iedereen moest en zou diezelfde onhandige, in 1832 ontworpen bril opzetten. De bril van Roy Orbison was er niks tegen.

Maar eens Avatar begon, was de ergernis gauw vergeten. Ik ga hier niet de film vertellen, zelfs niet echt bespreken. Het is het klassieke verhaal, reeds verteld in andere films (Dances with Wolves, bv.) over de hebzucht van de mens, die zonder een greintje mededogen mensen uit hun dorpen verjaagt omdat ze bovenop een aardolieveld wonen, tropische regenwouden platbrandt omdat er met de houthandel een pak geld te verdienen is, de zwarten tot slaven maakt en hun minerale rijkdommen plundert, de Indianen in Noord-Amerika uitmoordt en in reservaten bijeendrijft om daarna zonder enige scrupules hun land in te pikken enzovoort enzovoort. Cortes die het Azteekse rijk veroverde, Leopold in Congo, Shell Oil in Nigeria, … zo kunnen we nog wel een uur of 5 doorgaan.

Avatar speelt op een planeet Pandora, waar een volk (de Na’vi) in harmonie leeft met een regenwoud. De Navi zijn om en bij de 3 meter groot, slank en atletisch, hebben menselijke trekken en oh ja: ze zijn blauw en hebben een staart. Een soort reuzensmurfen dus. De bad guys zijn wij (de blanken). De Na’vi wonen met hun gat op een onschatbaar kostbaar erts en moeten dus opkrassen. Met gigantische bulldozers en veel vuur en bommen worden de Na’vi en hun prachtige woud naar de vernieling geholpen. Nog wat romance erbij (ligt voor de hand, met die verrukkelijke Neytiri), een ijzervretende kolonel (Quaritch), veel gevechtstuigen en ziehier alle ingrediënten voor een actiefilm. Wat volgt is zeer voorspelbaar: de Na’vi komen in opstand tegen hun onderdrukker en het goede zegeviert van het kwade (in de echte wereld eindigt het vaak net omgekeerd, maar soit).  Over het verhaal en het scenario zijn we dus al rond, daarvoor moet je Avatar niet gaan bekijken, hoewel het gezegd moet worden dat er goed en overtuigend wordt geacteerd.

Wat is er dan wel zo speciaal aan Avatar? Wel, het is gewoon een prachtige film. Regisseur James Cameron heeft een digitale wereld gecreëerd die het paradijs op aarde is. Of op Pandora, beter. Een sprookjesachtig woud, met een ongelooflijk weelderige vegetatie, gigantische bomen, bloemen die je nooit eerder zag, reusachtige zwammen en varens. ‘s Nacht licht het bos op in prachtige, fluorescerende kleuren; lichtgevende draden hangen uit de bomen omlaag. Voor de dieren heeft Cameron alle remmen losgegooid. Jurrassic Park is er niks tegen, met het verschil dat de beestjes hier compleet gefantaseerd zijn en op niets lijken wat er ooit op onze planeet heeft rondgekropen of gefladderd. Er zijn huiveringwekkende creepy monsters bij, felgekleurde vliegende draken, de meest bizarre insecten. Cameron moet zich God de Vader hebben gewaand, elk creatuur, hoe vreemd ook, dat in zijn fantasie werd bedacht, heeft hij hier tot leven kunnen wekken. En je moet als toeschouwer al een hart van steen hebben, om niet binnen het uur totaal ondergedompeld te zijn in de magische sfeer van dit prachtige woud en respect op te brengen voor voor de manier waarop de Na’vi er mee omspringen.

avatar1 Of het nog niet moeilijk genoeg was om, uitsluitend met gebruik van computers, dit fantasieoerwoud op een verbluffend realistische manier tot leven te wekken, hebben we op Pandora nog dingetjes als vliegende eilanden: zwevende rotsklompen, met tropische begroeiing, watervallen, grotten. Of gigantische ruimteschepen, of een hi-tech militair arsenaal waarover elke kolonel enkel in zijn natte dromen kan van kwijlen. De acties zijn adembenemend, of we nu meevliegen op de rug van vliegende draken die als jachtvliegtuigen door het zwerk klieven, uit een kilometer hoge boom omlaag vallen van reusachtig blad tot reusachtig blad, op de vlucht zijn voor een 6 meter grote kruising van een panter en een hyena (een Thanator heet zo'n poes), of aan lianen slingeren 500 m boven de grond. Avatar is één drie uur lange wervelwind, waar je als kijker totaal in opgaat. En vergeet het 3D-aspect vooral niet. Dit is de eerste 3D-film die ik zie waarin het net goed zit. Niet teveel, niet te weinig.

CGI, Computer Generated Imagery, is op een niveau gekomen waarin het vrijwel onmogelijk is geworden om het verschil tussen fictie en realiteit nog te zien. Had je tot voor enkele jaren nog wel eens het gevoel van naar een groot speelgoeddecor te zitten kijken (bij “In de Ban van de Ring” bv.), dan heeft Avatar nu wel aangetoond dat we dat stadium ook weer voorbij zijn. Maar opgelet: Avatar is zo grensverleggend, dat het wel even zal duren eer er iets beters gedaan wordt. Maar die tijd komt eraan. Binnen 20 jaar gaan we meewarig lachen met Avatar, dat staat vast. Nu kijken we nog naar een film, dan zullen we ons er midden in wanen. Want vooral aan dat 3D-gebeuren is nog veel sleutelwerk.

Cameron heeft zijn doel zeker bereikt. Enerzijds een film maken, die elk superlatief doorstaat en de concurrentie voor minstens 5 jaar het nakijken geeft. Anderzijds een film maken, die een boodschap brengt. Een beetje melige boodschap, weliswaar, maar je moet als toeschouwer al barbaar zijn, om niet de link te maken met de manier waarop de mensheid nu haar planeet naar de kloten aan het helpen is. Want, hoe fantastisch de flora en fauna ook mag zijn die Cameron in Avatar tot leven heeft gewekt, op onze eigenste aarde is het leven even gevarieerd en uitbundig. Elke alien die onze aarde aandoet moet zich vast en zeker evengoed de ogen uitkijken naar al wat hier groeit of leeft. Maar hij zal zich wel moeten haasten, want binnen honderd jaar hebben we daar de helft van geliquideerd (doch de kans is reëel dat we met behulp van CGI al die uitgestorven dieren wel weer tot leven wekken. Een documentaire over de Siberische tijger… en geen mens die nog kan zien dat het beestje in het computerlab tot stand is gekomen).

Avatar is één van de (visueel) mooiste films die ik ooit zag. Ik zou hem zo een tweede keer kunnen gaan zien. En het is een film die maar op één manier tot zijn recht komt: op een groot cinemascherm, in 3D. Slecht nieuws voor de DVD-liefhebbertjes die het binnen enkele maanden eens op hun flatscreentje willen bekijken dus. Trouwens, op een klein scherm vallen al die trucages toch nog wel wat op.

Hieronder wat links naar filmtrailers op Youtube; zeker eens kijken!

De lange Avatar trailer

Neytiri trailer

Colonel Quaritch trailer